
Decembertijd, Top 2000-tijd, snottertijd. Altijd gekoesterd: het allereerste singletje dat ik ooit kocht. Bij Valkenberg, in de Kinkerstraat. Mijn oma begeleidde de koop. Ik speelde het plaatje af op de Dual-pick-up van mijn ouders, waarvan het deksel als ik me niet vergis een extra speaker vormde. Ik herinner me nog dat ik de Beatlesque B-kant eigenlijk beter vond. Uiteraard volgden hierna alle andere, geniale singles en albums van mijn favoriete band van dat moment, met wie ik in later jaren nooit echt goed contact heb gekregen. In 1989 ontmoette ik Brian Connolly in de Londense Hippodrome, waar die avond de begeleidingsband van Gary Glitter optrad. De arme zanger/alcoholist was toen al te zeer een wrak om me zinnig van repliek te kunnen dienen. Met bassist Steve Priest heb ik veel later intensief e-mail contact gehad. Hij bekende daarbij dat The Sweet schaamteloos licks en riffjes jatte van Deep Purple, maar dat vooral gitarist Andy Scott daarop moest worden aangekeken. De twee zijn nog altijd geen vrienden. Mick Tucker, de meest onderschatte rockdrummer aller tijden, overleed al voordat er internet was, maar Scott zou ik een jaar of twee geleden dan eindelijk interviewen, na afloop van een Night of the Proms-evenement in Ahoy. Maar wegens tegenvallende publieke belangstelling werd dat spektakel afgelast. Die moet ik dus nog maar eens aan z'n taas trekken als ie in Londen in een, eh, pub speelt.
Tot zover mijn Leo Blokhuis-momentje. En dan nu, met z'n allen: "Poppa rumbo rumbo, hey Poppa Joe, coconut, Poppa Joe, hey Poppa Joe!"