Wat is het toekomstperspectief van de bruine champignon? Dat is een vraag die centraal stond tijdens Dé Nationale Paddenstoelendag 2010 in multifunctioneel centrum De Kreek te Kerkdriel. (Je hóórt het Balkenende zeggen: “Het kán toch niet zo zijn, dat in dít Nederland de bruine champignon geen toekomstperspectief meer heeft?” Iedereen meteen weer met de beschuldigende vinger wijzen naar Geert Wilders, zoals bekend afkomstig uit de streek van de witte asperges)
Dé Nationale Paddenstoelendag 2010. Let op het accent op de eerste e, een leesteken dat impliceert dat er nog méér Nationale Paddenstoelendagen 2010 zijn. Dat is niet het geval, verzekerde organisator Mark C.M.B. den Ouden me ter plekke, maar Dé Nationale Paddenstoelendag is dus wél een tegenhanger van de Landelijke Champignondagen, die om het jaar in Den Bosch worden gehouden. Die werden gaandeweg te internationaal, aldus Den Ouden, in het dagelijks leven consultant/trainer mushroom growing & composting bij C Point, wat weer ‘part of DLV Plant BV’ is. “Onze dag is bedoeld om de neuzen dezelfde kant op te krijgen, als sector,” legde hij uit. Want die sector staat onder druk. Uitheemse zwammen en schimmels – vooral de Poolse paddenstoel is gevreesd– dreigen de Nederlandse champignon uit de markt te drukken – en dat moet koste wat kost worden voorkomen. Eigen knol eerst!
Den Ouden, geboren op een champignonkwekerij, zit al zijn hele leven in de paddenstoelen. Hij vertelde: “Champignons telen is een heel specifieke bezigheid. Er kan zó veel misgaan. Van afval als kippenmest, paardenmest, gips en stro moet je toch een hoogwaardig product zien te maken. En daar kun je flink de fout mee ingaan. Je hoeft maar een temperatuurverschil van een halve graad te hebben, of je krijgt niet de champignon die je voor ogen had. Het is echt een vak apart. Gelukkig maar.”
Ik schoof aan bij driehonderd van die vakmensen, voor een aantal plenaire lezingen over het product paddenstoel. Doelstelling van de dag, aldus de gespreksleider: “Een stuk enthousiasme terugbrengen in de sector.” Dat zou nog een aardige kluif worden, leek me, want ik was niet bepaald omringd door lachebekjes. Niet verwonderlijk, begreep ik al snel, ‘want als we zo doorgaan hebben we over een aantal jaren geen primaire producenten meer over’. Dat klonk behoorlijk dreigend.
De eerste spreker, een filiaalchef van de vestiging van Albert Heijn in Zaltbommel, beloofde iets uiteen te zetten over ‘het onderscheidend vermogen van de paddenstoel in de supermarkt’. Als hij was ingehuurd om de zaal in feeststemming te krijgen, dan faalde hij daarin jammerlijk. “Een bakkie champignonnen is voor ons gewoon een pak melk. ’t Komt binnen door de achterdeur en moet zo snel mogelijk weer door de voordeur naar buiten, met zo min mogelijk kosten.”
Dat vonden de telers niet leuk. Er trok een pijnscheut door de zaal. Zeshonderd mondhoeken wezen naar de vloer. Dat de filiaalchef vooraf uitdrukkelijk had gezegd ‘te spreken namens Albert Heijn Zaltbommel en dus níet namens Albert Heijn Zaandam’, kon nauwelijks een pleister op de wonde worden genoemd.
Zo’n bakkie champignonnen (de meervoudsvorm is geheel voor rekening van Albert Heijn Zaltbommel) kostte al jaren 89 cent, vertelde de filiaalchef met nauwelijks verholen trots. Ook met die opmerking ging het dak van De Kreek er niet af. Die bakkies zouden van de telers best 98 cent mogen kosten, of 1,29, als er voor hen dan ook maar wat meer aan de strijkstok zou blijven hangen. De doelstelling van de dag was daarmee in elk geval al gehaald: alle neuzen wezen dezelfde kant op. Hier en daar werd er eentje opzichtig opgehaald.
De paddenstoel, ging de filiaalchef verder, was slechts één van de 24.000 artikelen in het assortiment van de grootgrutter, namens wie hij dus maar een klein beetje sprak. “Het aandeel verse paddenstoelen is 0,35% van onze totale omzet,” wreef hij zijn gehoor in. “En dat zijn dan voornamelijk blauwe champignonnen...”
Daar moest hij zelf om lachen.
“Sorry, champignonnen in dat blauwe bakkie, bedoel ik. En het is een sport om die champignon zo snel mogelijk van het land in de koelkast van die klant te krijgen.” Om die tijd te verkorten, zou de paddenstoel ‘eigenlijk in een nieuw jasje moeten worden gestoken’. Maar hoe dat jasje eruit zou kunnen zien, daar kwam het congres niet uit.
De tweede man die het spreekgestoelte betrad luisterde naar de naam Godert Tegelberg. De zaal herkende hem als de managing director van Lutèce, een moderne, marktgerichte organisatie gespecialiseerd in de verwerking van champignons tot een breed assortiment aan producten. Tegelberg kletste er meteen vol in. “Als je ziet hoe al die viespeuken in Polen hun producten kweken...” Instemmend geknik. Ze mogen dan goeie stucadoors zijn en af en toe een aardig Songfestivalliedje hebben, op het gebied van champignonteelt gelden Polen als marktvervuilers, zowel letterlijk als figuurlijk. De bestrijdingsmiddelen die die gasten in hun spullen stoppen, ongehoord.
“De consument weet niks van champignons en WIL daar ook niks van weten!” oreerde de managing director, om vervolgens door te zagen over ‘een stukje marktconsolidatie’. En toen kwam hij, wellicht onbewust, tot de allermooiste zin van de dag: “De bal ligt bij de teelt.”
Daar zagen de telers de taalkundige schoonheid niet van in. Het ging er wat hen betreft om dat ze over een x-aantal jaren nog ‘te vreten’ hebben. Tegelberg zag het allemaal niet zo somber. “Ik ben er heilig van overtuigd dat er een stuk toekomst in de champignon zit.” Maar dan moest er wel het een en ander gebeuren. Op het beeldscherm achter hem verscheen de tekst ‘Hoe krijgen we de paddenstoel in de ‘evoked set’ van de consument?’ Managing directors hebben het dus niet over koelkasten, maar over evoked sets. Of ik begreep er geen bal van, als consument zijnde.
Hét plenaire gedeelte van Dé Nationale Paddenstoelendag 2010 werd afgesloten met een forumdiscussie rond kopstukken als Jorrit Dekkers, sectormanager tuinbouw Rabobank Nederland en Henk van Dijk, verkoopleider Prime Champ. Ernstige gezichten, waaruit sombere taal kwam. “Misschien moeten we streven naar een wittere champignon, maar wat dat betreft hebben we nog een lange weg te gaan.” En: “Eigenlijk hebben we géén imago.” De filiaalchef van Albert Heijn Zaltbommel deed ook nog eeen duit in de kassa: “We moeten meer gebruiksmomenten gaan toepassen.” De teneur van de discussie: het Poolse product moet worden tegengehouden. Een van de sprekers, gelet op zijn geaffecteerde taalgebruik niet iemand die dagelijks met zijn poten in de klei staat, beloofde ‘wat tools aan te reiken’. “Ik zit op het vinkentouw om een productmanager vers in het leven te roepen.”
Met een gevat ‘heel veel succes bij het verteren van deze materie’ maakte de gespreksleider vervolgens een einde aan het plenaire gedeelte, waarna ik met driehonderd nauwelijks overtuigde paddenstoelentelers naar het beursgedeelte sjokte. Daar werden ons heel andere tools aangereikt: bitterballen gevuld met, juist, champignons. Ik besloot me maar even zeer nadrukkelijk als consument te manifesteren.
Tussen bal vier en vijf door ontwaarde ik Famke Kamphorst, een mooie blondine met een stel flinke (gaat hij werkelijk die walgelijk seksistische opmerking maken? nou wat denkt u, na urenlang praatjes over gebruiksmomenten en primaire producten te hebben aangehoord?) champignons in haar shirt. En óp datzelfde shirt, want Famke is communication manager van de Mushroom Promotion Foundation, een club die er alles aan is gelegen om het imago van de kweekpaddenstoel op te leuken. Het logo van de MPF, een stilistische champignon met een aureool van pictorale runen, symboliseert volgens haar een champignonsuggestie. “Als in een stripverhaal iemand een idee krijgt, zie je ook altijd een lampje met van die streepjes boven zijn hoofd,” legde ze uit. Dat, zoals het plaatje liet zien, de paddenstoel zélf een brainwave krijgt over de manier waarop hij in de pan wordt gehakt, leek me sterk: de champignon mag dan wel blond zijn, zó laag schatte ik hem toch ook weer niet in. Aan de andere kant: ik wist natuurlijk niks van champignons, dat had ik net nog gehoord.
De paddenstoelenprinses: “Veel mensen denken dat je een champignon alleen met wat boter en een biefstuk in de pan kunt bakken, maar er is zoveel méér.” Voor dat ‘zoveel méér’ (knisperende champignonbeignets, champignonspies met basilicum-mayo, schuimige champignon-cappuccino) is de met veel recepten gelardeerde website www.champignonidee.nl uit de grond geschoten. Sindsdien raakt Famke, die voorheen werkzaam was bij Hunkemöller (“Ik heb alle grappen al gehoord”), niet uitgepraat over ‘dat fantastische product’. “Qua voedingswaarde nadert het vlees, want er zitten zó veel eiwitten in!” En: “Wij noemen het een groente. In Duitsland vinden ze dat heel raar.” En, de allerleukste: “Vroeger lustte ik nooit champignons. Mijn vader vindt het een giller dat ik ze nu promoot.”
En toen verplaatste ik me naar een plek waar alle neuzen exact dezelfde kant uit wezen: een kraampje waar ijs werd uitgedeeld. Champignon-ijs, dat smaaktechnisch gezien het midden houdt tussen roomboter en hazelnoot. En terwijl ik likkend het pand verliet, realiseerde ik me dat ik nog altijd niets wist over het toekomstperspectief van de bruine champignon. Een eeuwige consument dus.
(uit: HP/De Tijd, 30 april 2010)