« oktober 2010 | Hoofdmenu | december 2010 »
Een snotsliert hangt als de slinger van een Friese staartklok aan m’n neus. Dat betekent twee dingen: het is koud en het waait. We zitten, kortom, in de gezelligste tijd van het jaar. En dus sta ik om kwart over zeven ’s ochtends op een parkeerplaats naast het Amsterdamse station Sloterdijk met nog een handvol gezelligheidsdieren te wachten op een oranje touringcar. Want onder het motto ‘de hulst bij de buren is altijd groener’ gaan we op weg naar de kerstmarkt van Düsseldorf. Dat is de mooiste en de grootste en de meest indrukwekkende van Europa, schijnt het. De ronkende wervingsteksten liegen er niet om. Of wél, maar dat weet ik nu nog niet. Your Personal City Guide (youropi.com) juicht in elk geval: “Düsseldorf is de kersthoofdstad van Duitsland. Bijna anderhalve maand staat de stad werkelijk op zijn kop. Alle straten, bomen en huizen zijn dan verlicht. Kerst in Düsseldorf in een notendop: in de stad hangt een supersfeer dankzij honderden kraampjes met leuke kerstwaar, warme Glühwein, warme wafels en uiteraard de gratis grote ijsbaan (geopend t/m 15 januari). Je kunt dagelijks terecht voor een romantische kerstsfeer die over de hele binnenstad is verspreid: de Marktplatz, Flinger Straβe, Heinrich Heine Platz, Stadtbrückchen, Schadowplatz en de Schadowstraβe zijn de hoofdlocaties waar je omringd wordt door een warme kerstsfeer. Ben je van plan naar de kerstmarkt te gaan vertrek dan op tijd.”
Een busreis naar die supersfeer kost bij de reguliere touroperator niet meer dan 27 euro. Dus is het druk op die kille, donkere, winderige parkeerplaats. Matineus koukleumen. En toch ook van binnen gloeien, vanwege het vooruitzicht van de mooiste, grootste en meest indrukwekkende kerstmarkt van Europa. Tenminste, dat neem ik aan. Ikzelf voel niks gloeien. Ik voel alleen die snotpegel links en rechts in m’n gezicht slaan. Ik heb dan ook niets met kerstmarkten. Met die nepchaletjes, dat Jingle Bells-gejengel en die eeuwige Glühwein. Vraag me af waarom ik hier in vredesnaam weer ja tegen heb gezegd.
Het gratis koelkastmagneetje met de skyline van Düsseldorf, dat in de bus op alle stoelen is neergelegd, kan bij mij nog niet voor een innerlijk vreugdevuur zorgen. En was dat wel het geval geweest, dan waren de vlammen niet lang daarna alweer gedoofd door de ijskoude mededeling van de chauffeur dat hij wegens ‘files en opbrekingen’ (die ik vanwege plots invallende slaap moet hebben gemist), ‘niet binnen de tijd’ de grens gaat halen. Dus dienen we noodgedwongen drie kwartier te bivakkeren bij een wegrestaurant in Zevenaar. “Want elk kwartier dat ik mijn rijtijd overschrijd kost me 12.000 euro,” zegt de man achter het stuur, die de oerdegelijke naam Jan de Jong blijkt te dragen. Wat wel weer een veilig gevoel geeft.
Terwijl het op de parkeerplaats van de snelwegtoko een vrolijk samenklonteren is van duizenden euro’s besparende chauffeurs, die de rit naar Zevenaar met elkaar doornemen alsof het de eerste etappe in de Dakar-race betreft, loopt binnen een heel contingent kerstmarktfans over de saucijzenbroodjes te niezen. Onze bus, die oranje van de firma Van Nood, heeft immers niet het alleenrecht op prettig geprijsde eendagstrips naar de kersthoofdstad van Duitsland. Wat heet: ook deze ochtend zoeft er een ware armada over de Autobahn. Over de Nederlandse snelwegen niet – daar staan de Glühweingangers vooral stil.
Al met al is het half één als Jan de Jong zijn bus op de speciaal voor Hollandse voertuigen gereserveerde parkeerplaats aan de oever van de Rijn parkeert, pal naast een touringcar van Omroep Max. “We vertrekken hier weer om kwart over vijf,” roept De Jong, terwijl de kerstmarktbezoekers zich verdringen voor de uitgang. En, met extra klemtonen en toegevoegde pauzes, om het dramatische effect van zijn boodschap te versterken: “Dat betekent dat ik om zés. Tien. Over. Vijf. Wég! Bén!”
Weg is niet lang daarna ook de snotpegel, die gedragen door de wind het grauwe sop van de Rijn opzoekt. In colonne sjokken we richting Altstadt en wie niet sjokt, schuifelt – stevig leunend op de armsteun van een rollator. Op naar de circa 250 ‘weihnachtlich dekorierten Hütten’, zoals de houten huisjes met warme chocolademelk en handbeschilderde kerstkribbetjes door het plaatselijke verkeersbureau worden genoemd. Een blik op de klok leert dat we zo’n vierenhalf uur hebben om alles te bekijken en dat lijkt rijkelijk weinig, voor een gedegen bezoek aan de kersthoofdstad van Duitsland. Het tempo maar iets opvoeren dus – en niet schromen om hier en daar een looprek op wieltjes opzij te duwen.
Eerste staatsie in deze quasi-religieuze processie is de Marktplatz, waar kraampjes staan ‘die sich in Farbe und Stil an den Ziegelbau des historischen Renaissance-Rathauses im Herzen der Düsseldorfer Altstadt anlehnen’. Die smaakvolle aanbeveling wordt geheel teniet gedaan door een als lekkernij bedoeld voorwerp dat men hier aan de man en, vooral, vrouw probeert te brengen: de Schoko Banane. Dat is een banaan met een jasje van chocolade, waarvan de witte variant zelfs in de optiek van de keurigste kerstmarktbezoeker associaties moet oproepen met een vibrator, zo eentje waarvan in de Wehkamp-catalogus altijd werd gezegd dat de dames ‘m tegen de kin moesten houden. Dat is trouwens ook een optie voor de chocoladevariant, want opeten moet je ‘m beslist niet – zelden zo’n kort traject afgelegd naar een hevig pulserende maag.
De misselijkmakende tractatie vindt z’n gelijke trouwens in de Reibekuchen aus frische Kartoffeln mit Knoblauchsoβe – en dat is niet vanwege de Knoblauchsoβe. Reibekuchen zijn klonten aardappel die moeten leren zwemmen in woest kolkend frituurvet maar jammerlijk falen in die opzet waarna ze, eenmaal verdronken, als volgezogen sponzen op niet zo toevallige voorbijgangers liggen te wachten, die vreemd genoeg en masse hun tanden erin zetten en al doende met de gestaag stollende bakolie hun aderen dichtmetselen.
Omdat ik ook volgend jaar nog Kerst en Oud & Nieuw wil vieren, hou ik het op een heel wat gezondere versnapering. Op de hoek van de Flinger Straβe en de Heinrich Heine Platz, vermaard vanwege z’n muziekpaviljoen (‘ein Meisterwerk des Jugendstils’), worden als in vroeger eeuwen kastanjes gepoft. Dat is even doorbijten denk je, tot mijn fotograferende collega me erop attent maakt dat je de schil niet moet eten. Pellen dus – en daarbij dien je niet gezegend te zijn met een surplus aan verbeeldingsvermogen. Anders is het net of je het kopje van een capucijneraapje openbreekt en de hersenen eruit pulkt.
Op de Heinrich Heine Platz zelf is het goed shoppen. Dat wil zeggen, als je om geurkaarsen, poppenmeubels en houtgesneden windmobielen verlegen zit. Het aanpalende Stadtbrückchen, het als ‘idyllisch’ omschreven binnenplaatsje van het Wilhelm Marx Haus, is vermaard om z’n her en der opgehangen kristallen, ‘die das Licht in Tausende Farben brechen’ en het plein ‘in ein geheimnisvolles Licht’ doen baden. Maar daar heb je zo weinig aan, om twee uur ’s middags.
De verderop gelegen, geheimzinnig klinkende Schadowplatz, markeert alweer het einde van de kerstmarkt. Hier zou het reukorgaan, volgens de folder, vertroeteld worden met ‘der Duft von frischem Tannengrün’, veroorzaakt door het groen waarmee de daken van de houten huisjes zijn belegd. Maar al wat het slijmvlies prikkelt zijn de geur van geschroeid vlees en de odeur van gesmolten chocolade, her en der versneden met de meur van gebakken poffertjes en gebrande noten. Wat een zegen is vergeleken bij de scherpe walm die van de dropkraam afkomt: alsof je neusharen worden gezandstraald. Ook op dit pleintje verder een dwarsdoorsnede van wat creatief Duitsland aan verkoopfähige huisvlijt bij elkaar heeft gefröbeld: van vogelhuisjes met het opschrift ‘bed & breakfast’ tot kerstmannetjes die een gat in de lucht springen als je aan het touwtje tussen hun benen trekt.
En dat was het eigenlijk alweer, voor wat de kersthoofdstad van Duitsland betreft. Overbodig te stellen dat we ruim vóór het afgesproken tijdstip in de bus zitten. Wat wél opmerkelijk is: we zijn de allerlaatsten! Kennelijk had niemand de neiging wat langer bij de Backkartoffeln, Esskastanien en Spieβbraten te blijven hangen. Het collectieve gevoel van teleurstelling dat in de touringcar hangt is dan ook zó dik dat je er plakken van kunt snijden. “Kerstmarkt? Laat dat kerst maar weg!” mokt een dame voor ons, die daar met die typisch Hollandse stijlfiguur van De Overdrijving aan toevoegt dat ze ‘maar drie kerstbomen’ heeft gezien.
En dat nu, is aperte onzin. Op het idyllische binnenplaatsje stonden er immers ook nog twee.
(uit: HP/De Tijd, 30 december 2009)
Geplaatst om 12:05 vm | Permanente link | Reacties (2) | TrackBack (0)
De elektronische klok staat op 07.41.49 als het begint te regenen.
En niet zo zuinig ook!
“Hebben we er een beetje zin in??” schalt de kermisstem van Gaston Starreveld over de Dam.
Het is kwart voor acht op een donderdagochtend in oktober en terwijl je op de spekgladde kasseien van de Dam staat te wachten tot De Bijenkorf opengaat, klettert het regenwater je kraag in.
Of we er een beetje zin in hebben...
Hij wel. Heeft u een braderie, wielerkoers, postzegelbeurs of begrafenis die opgeleukt moet worden, boek dan Gaston Starreveld. Die aangeklede lottobal van de Postcode Loterij, een graag geziene gast op menig woonerf, ouwehoert de dag wel vol. Geen betere dus dan hij om de laatste minuten aan elkaar te praten voordat De Bijenkorf z’n poorten opent voor de Drie Dwaze Dagen, dat koopjesfestijn dat antropologen een uitgelezen kans biedt om De Echte Hollander te bestuderen: knokkend voor een paar stuivers reductie op koopwaar die hij (lees: zij) strikt genomen helemaal niet nodig heeft. Starreveld, u kent hem van de grote envelop met de glimmende strik en de gezellige gesprekjes in deuropeningen van Twello tot Terneuzen, ratelt zolang de kassa dat ook doet en het maakt daarbij eigenlijk helemaal niet uit wát hij zegt. “Waar komt u voor, mevrouw? Voor het gratis ontbijtje, kijk eens aan! En u? Voor de messenset, nou dat wordt nog heel gevaarlijk hier!”
De teksten van Gaston Starreveld zijn één grote, roze suikerspin. Als je je tanden erin zet, blijft er niets over. Analyseren heeft derhalve geen enkele zin. Alleen als hij, met een schuin oog naar de grijze regenwolken, verzucht dat ‘het tijd wordt dat ik ga verhuizen’, kun je als aandachtig luisteraar een grijns niet onderdrukken. Starreveld ís een paar jaar geleden naar Marbella verhuisd - volgens boze tongen om zeventigduizend euro alimentatie te ontlopen - maar een horeca-avontuur mislukte er gruwelijk. Zes maanden lang probeerde hij onder de brandende Spaanse zon de getapte jongen uit te hangen in zijn eigen grand-café, maar dat bleek moeilijker dan verwacht. “Als ik bij een tafeltje twee minuten stond te praten terwijl ik even daarvoor bij een ander tafeltje vijf minuten had gestaan , waren mensen al beledigd,” liet hij optekenen in de krant van wakker Nederland. Met zijn huis hier, dat hij al die tijd had aangehouden, had hij ook al geen geluk. Twee maanden geleden trof de politie er een grote wietplantage in aan. Dat was dus bingo voor de hermandad, op die postcode in Heemstede!
Maar Gaston, met zijn flinterdunne gouden brilletje en vrolijk gestreepte blouse, heeft er nog altijd een beetje zin in. Van persoonlijk leed is dan ook niets te merken, als hij op de zeiknat geregende Dam een optreden van Jeroen van der Boom aankondigt. Van der Boom, behorend tot het populaire ensemble De Toppers, zal contractueel de laatste tien minuten volzingen, voor De Bijenkorf de kudde koopjesjagers toegang verschaft. Van der Boom (“En nu van links naar rechts met die paraplu’s!”) vertolkt zijn nummer 1-hit Jij bent zo en zijn exact eender klinkende nieuwe single Dat weet je (goedkoop, dus helemaal in de geest van de Dwaze Dagen!), alvorens hij de verkleumde meute op een speciaal Bijenkorf-lied trakteert.
Kun je nog wachten?
Of giert de spanning
als een wervelwind
door je lijf?
Strekking van de Borsatoiaanse ballade: we moeten nú onze kansen grijpen, want voor we ’t weten is ’t allemaal weer voorbij. En met kansen wordt dan gedoeld op een overhemd van 34 euro, of een panty met pantermotief van nog geen tientje.
Het is voor de zesentwintigste keer dat het Bijenkorf-concern zijn filialen omtovert in een geelkleurig afprijsparadijs. De crisis van begin jaren ’80 was de aanleiding om het meerdaagse evenement te organiseren. Aanvankelijk gebeurde dat onder de naam Drie Dolle Dwaze Dinsdagen, maar omdat zulks ongewenste associaties opriep met de Dolle Dinsdag van 1944, toen Noord-Nederland ten onrechte dacht dat de bevrijding nabij was, besloot men het voorvoegsel uit de naam te schrappen. Later werden de drie dagen ook nog aaneengeregen tot de huidige koopklont, die in 2008 liefst 1,2 miljoen shopaholics op de been bracht.
Die gretige graaiers wurmen zich klokslag acht uur vol enthousiasme door de draaideuren aan de Damzijde, die zodoende fungeren als gehaktmolen en een lang lint koopvlees de zaak in persen. Van enige spontaniteit is daarna geen sprake, want de dames – het zijn, drie feministische golven ten spijt, toch vooral leden van het vrouwelijk geslacht – stiefelen rechtstreeks op hun doel af. Het strijdplan is immers al lang van tevoren bepaald, aan de hand van de gele folders die De Bijenkorf in miljoenen Nederlandse brievenbussen heeft geschoven. En dus ontstaan er al gauw de eerste files en opstoppingen, wel degelijk als gevolg van een gekantelde vrachtwagen. Maar dan wel een vrachtwagen waar Rituals-spullen uit zijn gekieperd. Met een gelukzalige blik en armen vol kartonnen kokers schuifelen de schapen over de Dam. Elke koker bevat een set Rituals-geurstokjes met namen als ‘Tea With Love’, ‘Under A Fig Tree’ en ‘Jasmine Dream’. Zo’n stokje blijft gegarandeerd ‘ongeveer drie maanden’ meuren, mits het ‘elke vier tot vijf dagen’ wordt omgedraaid. Dit teneinde tot een ‘optimale parfumbeleving’ te komen.
“Hier komt het slechtste in de mens naar boven. Je schaamt je gewoon voor je medemens,” mokt het meisje van de aangrenzende MAC-cosmeticastand ondertussen. “Wij doen niet mee aan die dwaasheid, wij staan hier boven. Ach, zonder afprijzen zetten we toch wel miljoenen om.” Het onafhankelijk opererende MAC-meisje heeft dus ook niet, zoals alle andere verkopers en verkoopsters in het hoofdstedelijke warenhuis, iets geel/zwarts aan. Laat staan dat ze zich als zeerover heeft verkleed, of als honingbij. En dus maakt ze ook geen kans op een weekendje Parijs voor twee personen, dat de origineelst uitgedoste Bijenkorfemployé(e) in het vooruitzicht is gesteld. Misprijzend: “Moet je aan het eind van de dag komen, als de overgebleven partijen worden omgeroepen. Gaan ze elkaar met paraplu’s te lijf voor een lipstick van twee euro. En wij maar lekker koffiedrinken.”
Alsof die hele kredietcrisis een verzinsel is, telt elk lid van de geurstokjesbrigade ondertussen een klein fortuin neer. Meer dan veertig euro, meer dan zestig euro, meer dan hónderd euro... En dat allemaal omdat het product op deze speciale dag niet 22,50, maar 15,90 kost. Tel daar de prijs van een trein-, bus- of parkeerkaart bij op en de kooplustigen zijn net zo veel, zo niet méér kwijt dan de 19,50 die de stokjes tijdelijk kosten als ze via de Rituals-site worden besteld. Maar ja, dan heb je Jeroen van der Boom er niet bij. En Gaston Starreveld.
Laatstgenoemde schnabbeldebabbelt inmiddels op de eerste verdieping, waar het shopvee met z’n (gestempelde) kassabon aanspraak kan maken op ‘een cadeautje’. Dat cadeautje zit in een van de honderden, zo niet duizenden gele plastic tassen die in een bassin zijn gepropt en bevatten goederen die zelfs voor noppes nog niet altijd worden gewaardeerd. “Ik heb al drie keer wat teruggehad,” zegt het meisje dat met het opvissen van de tassen is opgezadeld. Het is nog geen half negen.
Als Starreveld per woord wordt betaald, dan zien we een man die na deze dag nooit meer hoeft te werken. Mister Postcode Loterij braakt een verbale brij uit waar werkelijk geen eind aan komt. De woorden verlaten zijn mond zonder dat hij er zelf nog controle over heeft, zo lijkt het.
“En hier krijgt weer iemand de meest begeerde shopper van Nederland!”
“Bent u hier vrijwillig, meneer, of bent u ingehuurd?”
“En het cadeau is, mag ik even kijken, ja hoor, de meest begeerde shopper van Nederland!”
“Kijk eens aan, zien we elkaar voor de negentiende keer. Gelijk heb je meid, zakkenvullen!”
“Ja, neem het hele decor maar mee!”
“Even kijken wat uw cadeautje is. Ha, de meest begeerde shopper van Nederland!”
“U heeft er zin in hè? Huppetee, kom maar op met die handel!”
“En wat heeft u gekregen, mevrouw? Kijk eens aan, de meest begeerde shopper van Nederland!”
“Wat heb je gekocht? Een beauty set van Lancôme? Oooh, wat zal jij er mo... Nee, je ziet er nu al mooi uit hoor.”
“En daar gaat ie weer, de meest begeerde shopper van Nederland!”
“En wat heb jij gekocht? Twee jurkjes? Jij bent het jurkje-meisje van vandaag.”
Lees die laatste zin gerust nog eens.
“Kijk eens aan, mevrouw heeft een bon als een toiletrol zo lang! Goed voor de economie!”
“Dag meneer, u bent vandaag de pakezel? Had ik u net ook al niet? Ach, wat maakt het ook uit!”
“En wat heeft u als cadeautje gekregen, mevrouw? Een sjaaltje? Nee, tóch de meest begeerde shopper van Nederland!”
De Meest Begeerde Shopper Van Nederland is een linnen boodschappentas. Starreveld, zijwaarts sissend: “Natúúrlijk is het niet de meest begeerde, maar die mensen horen het allemaal voor het eerst. De meesten lopen door en komen niet meer terug. Bovendien dringt het op dit tijdstip toch niet tot die hersenpannen door wat ik zeg.” Hij opent een plastic tasje en laat De Meest Begeerde zien. “Moet je kijken, daar sta je nou ’s ochtends vroeg voor in de regen...”
En dan weer, professioneel: “Wat zit er in uw tas, mevrouw? Fantastisch, de meest begeerde shopper van Nederland! Ik dacht dat ie er nóóit uit zou gaan!”
Ver weg van de leeglopende Gaston zitten drie dwaze dames onder het genot van een kopje koffie en een pittig geprijsd stukje kwarkgebak in hun gele plastic zakken te woelen. “Of we iets moois hebben gekocht?” zegt de middelste met de tongval van Anky van Grunsven. “Nou nee, eigenlijk niet. Het is meer het gevoel dat je wat mist, als je er niet bij bent.”
Op de eerste verdieping gaat het laatste cadeautje eruit. Het is bijna tien uur.
(uit: HP/De Tijd, 9 oktober 2009)
Geplaatst om 12:44 vm | Permanente link | Reacties (1) | TrackBack (0)
“D’r lopen hier heel wat kutzwagertjes van Dries rond.”
André Voorn (61), bloedgabber van Dries Roelvink en anderhalf uur eerder getuige op diens huwelijk met Honoria Wilborts, giet de inhoud van een champagneglas in zijn keelgat en bekent dan: “Tja, we hebben allemaal weleens op hetzelfde mokkel gelegen.”
Het is woensdagmiddag, even na drieën, en in de Sky Bar van het hoofdstedelijke Fashion Hotel wordt gevierd dat volkszanger Roelvink zijn ja-woord heeft gegeven aan een kledingverkoopster uit de toko van kostuumkeizer Oger uit de P.C., een naam die je overigens uitspreekt als Oosjee (wat gek is, want je hebt het ook niet over René Froosjee). Voorn, een gewezen kastelein uit Amsterdam-West, is de man die de plaats heeft ingenomen van Dries’ charismatische manager André van Commenée. Beide Andrés liggen elkaar niet, om het eufemistisch te stellen. “Die?” zegt Voorn, terwijl hij een gezicht trekt alsof hij zojuist water heeft geproefd, “die heb ik een keer z’n kop achterstevoren geslagen.” Van Commenée is dan ook niet van de partij, maar dat is niet alleen omdat hij niet is uitgenodigd. “Hij zit voor schut,” weet Voorn, terwijl er een verse sloot bubbels in zijn fluitje wordt geschonken. “Vierentwintig maanden. Nou dat krijg je niet omdat je een paar knikkers hebt gejat!”
Praatjesmaker Voorn (“Als je voor al mijn exen een feestje wilt geven dan mag je de RAI wel afhuren!”) en Roelvink gaan samen ver, heel ver terug. Terug tot de dagen dat de Dries nog ‘aan de deur’ stond bij de beruchte discotheek West End, schuin tegenover cafe De Krommerdt waar ene André Hazes zingende barkeeper was. Zelf entertainde Voorn dorstig Amsterdam-West in café Sloterplas, waar hij genoegen schepte in het ‘verjoodsen’ van drankmerken (Hennessy-cognac werd bij hem ‘Cohennessy’ en de bourbon Four Roses veranderde hij steevast in ‘Four Noses’) en waar een toch redelijk normale vraag als ‘Mag ik een tosti?’ door hem werd beantwoord met de wedervraag ‘In je porum?’ Lang nadat Voorn er was vertrokken, werd Van Commenée er stamgast. Dit om aan te geven dat alles in elkaar grijpt, in horecaal Amsterdam.
En nu, al die jaren later, staan Dries en Dré samen in de trendy bar van een ultramodern hotel in Slotervaart (al heet het op deze vierkante meters sinds kort ‘Oud-Zuid’, zodat de huizenprijs er flink kan worden opgeschroefd). Dries, in zijn door Oger beschikbaar gestelde pak, heeft het feestje aangeboden gekregen door het Fashion Hotel zelf, omdat hij er de clip opnam van zijn door twitteraars gesponsorde nummer 1-hit ‘Alleen door jou’. Hij snijdt er een vier verdiepingen hoge taart aan die is aangeboden door banketbakkerij Arnold Cornelis en herhaalt die handeling nog drie, vier keer, zodat alle aanwezige fotografen en cameramannen het fraai voor de eeuwigheid kunnen vastleggen. Ergens achter de mêlée van fototoestellen, richtmicrofoons, schoudercamera’s en blocnotes moeten zich familieleden van het bruidspaar bevinden. Nou ja, die zien het wel in De Bladen...
Er zijn artiesten die de pers verafschuwen en er zijn artiesten die de pers gedogen. En er is Dries Roelvink. Er is geen verslaggever die ooit achter Dries aan hoeft te hollen, puur omdat het Dries zélf is die filmend en fotograferend Nederland achtervolgt. Voor zijn trouwpartij op de magische datum 08-09-10 heeft hij zelfs een speciale Persuitnodiging laten uitgaan. Want, zoals zijn ex-vrouw Lucienne onlangs liet optekenen in het blad Grazia, ‘Dries doet helemaal níets zonder dat er een camera bij is’. Dus zijn er op Dries’ huwelijk met ‘Honnepon’, zoals hij Honoria liefkozend noemt, meer persvertegenwoordigers dan familieleden. Dat hij daarmee de kosten van een bruidsfotograaf uitspaart, is mooi meegenomen.
Verslag doen van een trouwerij van Dries Roelvink is derhalve net zo exclusief als het verslaan van crisisberaad binnen de CDA-fractie. Grote verschil: bij Dries zwaait een deur onmiddellijk open. En voor Panorama, dat een speciale band heeft met de goed gesoigneerde chansonnier, gaat zelfs een extra deur van het slot: die van het appartement van Honoria in de Leidsestraat, waar Dries na zijn scheiding onderdak vond. We herkennen de keuken waar Dries zo graag mag kokkerellen, een bezigheid waarvan hij Nederland in de achterliggende maanden deelgenoot maakte via twitter. Samen met aanstaande schoonvader Ger, diens levensgezellin, een broer, een prettig gedecolleteerde vriendin van de bruid en de in maagdelijk wit (!) gestoken bruid zelf wachten we op Dries, die zijn aanstaande officieel komt ophalen. Met een hem beschikbaar gestelde Rolls-Royce. Dat je helemaal niet met een auto de Leidsestraat in mag, deert hem niet. Honoria: “Dries heeft zoiets van: een bekeuring kan me vandaag niet schelen.”
Stipt op tijd stopt een smetteloos wit slagschip voor de belwinkel waarboven de tortelduifjes huizen en niet lang daarna horen we het vertrouwde stemgeluid van Dries. “Ik kom hier iets ophalen,” zegt hij, met een intonatie die doet vermoeden dat hij de zin heeft ingestudeerd. En dat vermoeden wordt alleen maar bevestigd als we zien hoe achter de bruidegom een complete filmcrew opduikt.
We nemen onze favoriete volkszanger (“ Ik zat vanochtend nog in Koffietijd”) even apart, voor zover dat mogelijk is, en feliciteren hem met het appartement, dat uitzicht biedt op zowel de Westertoren als het Paleis op de Dam. Of hij het aanhoudt, willen we weten. “Dit pak? Voorlopig wel ja,” antwoordt Dries, zonder lollig te willen zijn.
“Moet ie omhoog of moet ie omlaag?” vraagt Dries even later aan Honoria. Dat lijkt impertinenter dan het is. Het gaat om de corsage: hebben de mannen de steel van de bloem nou naar boven of naar beneden gericht? Dries, oprecht hulpeloos: “Het is alweer zo lang geleden...” Besloten wordt de ceremoniemeester te bellen, zodat Dries zich de bloem uiteindelijk correct kan laten opspelden. Op camera, uiteraard.
Schoonvader Ger legt zijn Telegraaf opzij en vraagt waar de rijst is. Daar trapt zijn dochter niet in. “Dat is voor vruchtbaarheid, pappa. En Dries en ik beginnen niet meer aan kinderen.” Dries heeft er per slot van rekening al drie. Een dochter, Peggy, die op Estelle Gullit lijkt en twee opvallend bescheiden puberjongens, Davey en Donny. Een paar jaar geleden schonk Peggy hem een kleinzoon: Damy. Aan die naam moest Dries, wiens zus Coby heet, ‘wel even wennen’.
Peggy, Davey, Donny en Coby zijn aandachtige toeschouwers als de toekomstige echtelieden even later één voor één de monumentale zaal van het West-Indisch Huis aan de Haarlemmerstraat betreden. Op de achterbank van de limousine ligt het tasje met hebbedingetjes dat Honoria bij het verlaten van haar huis van de parfumerie naast haar kreeg overhandigd. Begeleid door de stemmige klanken van violist Nicolas Samu (Dries: “Is me aangeboden door de baas van cafe La Chunga in Cannes, waar ik weleens optreed”) schrijdt het bruidspaar naar het altaar, waar de gehele vaderlandse pers als een roedel hongerige wolven staat te wachten.
De toch al niet vrolijke muziek wordt nog een tikje somberder als de buitengewone ambtenaar van de burgerlijke stand vraagt of we met z’n allen even willen denken aan de mensen die er vandaag niet bij zijn. Daarbij doelt hij niet op ex-gabber Ben Cramer, met wie Dries gebrouilleerd is, maar op degenen die het aardse tranendal hebben verlaten. De moeder van de bruid wordt genoemd – en Bertus Lüske komt voorbij. Lüske was de horecabaas die Dries ooit in zijn etablissement Frankendael liet optreden, voor hij op de stoep van diezelfde tent met kogels werd doorzeefd. Ook staan we stil bij de twee mensen die deze dag op de eerste plaats mogelijk hebben gemaakt: Alie Roelvink, zangeres van de met een gouden plaat bekroonde smartlap ‘Waarom?’ en Dries Roelvink senior, portier van pornobioscoop Parisien in de bocht van de Nieuwendijk, jarenlang een begrip in Amsterdam. Beiden overleden onlangs kort na elkaar en Dries had alles voor hun aanwezigheid willen inruilen. Maar dat kon hem helaas niet worden aangeboden.
De ambtenaar van dienst, die Dries nog kent van Sterrenslag (“Weet je nog, Dries? Het team van Piet Bambergen! Ik deed de medische begeleiding, dames en heren”) verklaart dat er vanaf heden nog maar plaats is voor één vrouw in Dries’ leven. Dat gaat nog een hele klus worden, want monogamie is niet zijn grootste deugd. In De Telegraaf bekende hij ooit dat hij in 1987 liefst vier verschillende vriendinnen onderhield – tegelijkertijd. Tot ‘vriendin D’ iets begon te vermoeden en Dries haar moest laten zien dat hij wel genoeg sperma kon produceren. Breed uitgemeten is de anekdote van Dries die op een huwelijksfeest moest optreden en toen in een onbewaakt ogenblik even ‘de bruid tegen de muur zette’. En er is het verhaal van een fotograaf die voor een reportage naar Torremolinos reisde en ’s nachts de slaap niet kon vatten omdat in de kamer naast hem de zanger van ‘Ik kom eraan’ zich boven een Hollandse toeriste aan het opdrukken was. Dries was toen nog getrouwd met Lucienne, die uiterlijk overigens gelijkenis vertoont met Honoria.
Maar omdat Dries beterschap belooft wordt het alsnog een indrukwekkende ceremonie, met kaarslicht (‘als symbool van genezing en geborgenheid’), mooie woorden van de bruid (“Achter de artiest zit een heel andere Dries. Een lieve, innemende, zorgzame man met zelfspot”) en een grappende ambtenaar, die de zanger om een handtekening gaat vragen. “Anders is het huwelijk niet rechtsgeldig.” Goed, als er na een kleine drie kwartier wordt geciteerd uit de brieven van de apostel Paulus neemt het gehoest in de zaal toe, maar als Dries en Honoria worden aangespoord elkaar te kussen, is iedereen weer bij de les. Kreet uit het publiek: “Gooi erin die tong!”
Onmiddellijk daarop stoot fotograaf Joop van Tellingen een glas champagne om. De bruidegom maalt er niet om. Ten eerste omdat het geestrijke vocht is aangeboden, ten tweede omdat Van Tellingen een vriend is. Zoals iedereen met een camera, microfoon of ballpoint een vriend van Dries is.
Om half acht ’s avonds twittert Dries vanaf het diner: ‘Zometeen ben ik & mijn kersverse vrouw live op Shownieuws. Even kijken, is een prachtige dag geworden.’
(uit: Panorama, 15 september 2010)
Geplaatst om 12:04 vm | Permanente link | Reacties (2) | TrackBack (0)
Als Jean Nelissen (spreek uit: Jean N’Élysées) de naam van de Spaanse wielrenner Julián Gorospe ophoestte, klonk dat als een hoorspelacteur die door een bak grind loopt. En het boterzachte declameren van de prachtnaam Jean-René Bernaudeau (met de nadruk op eau, hoewel hij dat als Bourgondiër nooit dronk), was ook een weldaad voor het trommelvlies.
De Neel, die onlangs verdronk in een tsunami van wijn en cognac en wiens maatschappelijke en mentale afzink vorig jaar op indrukwekkende wijze werd opgetekend door HP/De Tijd’s Rob Willemse, wordt node gemist. Al jaren. De Tour wacht op niemand, luidt een bekend gezegde, maar voor de getroubleerde chroniqueur uit het Limburgse land had de publieke omroep best wel even in de remmen mogen knijpen. Anders gezegd: zonder Jean en de hem constant Franse vliegen afvangende Mart Smeets in het commentaarhokje is de Tour de France al jaren niet meer wat ie geweest is. Mart & Jean ja, met z’n tweeën. Verplicht. Iets met de som der delen. Een film van Stan Laurel is immers ook alleen maar leuk als Oliver Hardy erin meedoet. En de Twee Pinten konden het al evenmin alleen. (Dramatisch optreden: “Dames en heren, vanavond wegens ziekte... Eén Pint!!”)
En met het woord pint ben je dan al gauw, via een tekstuele Lus van Schijndel, terug bij Jean Nelissen, die weliswaar veel en graag van de ravitaillering gebruik maakte, maar die ook genoeg kennis op zijn bagagedrager had om bij Parijs-Roubaix over elke afzonderlijke kassei in de strook waarop de renners hun ballen fijnstampten een persoonlijk verhaal te kunnen vertellen. Ik meen me te herinneren dat Jean geduldig uitlegde dat elk van die verraderlijke kinderkopjes in de Carrefour de l’Arbre hoogstpersoonlijk door een norse Bretonse proletariër op ambachtelijke wijze in de weerbarstige Noord-Franse bodem is geduwd. Dat zijn weetjes waarmee je het wel uithoudt tot aan de meet.
Jean Nelissen, die meer van Frankrijk heeft gezien dan Karel de Grote (die immers geen monitor had), en Mart ‘Petakkie!’ Smeets zijn al een jaar of zes, zeven geleden verdreven uit de legbatterij in de aankomstplaats, een commentaarpositie waarin het met name door de almaar uitdijende Smeets geleidelijk aan krapper en krapper werd. Mart werd verbannen naar een onder de Franse sterrenhemel geplaatste keukentafel, waar hij verkleed als vinoloog avond aan avond dezelfde kutplaat van Dalida mocht aankondigen. Nelissen werd door de NOS het bos ingestuurd: in een permanente sigarenwolk door wielerwonderland banjerend moest hij met een declarabele spade eeuwenoude Tourveteranen opgraven, om hen vervolgens aan de enig overgebleven tand te voelen. Tot de omroep hem een spreekwoordelijke stok in het al even spreekwoordelijke wiel stak en de weggebonjourde Journaalhakkelaar Philip Freriks het Franse land mocht afgrazen, op zoek naar klotsende jeu de boules en aangesproken flessen Pernod.
Jean klotste vanaf dat moment alleen nog maar zelf, in zijn geliefde habitat daar onderaan bij Maastricht. En hoe! Virtueel gesproken is er een kasteel met veertig kamers zijn slokdarm gepasseerd. “Ik drink niet meer tegenwoordig,” grapte De Neel in voornoemd HP-interview. “Ik zuíp!” Waarna de interviewer bij wijze van lachbui die bak grind over zich uitgestort kreeg. Want ondanks het feit dat hij al zijn rijkdom had verspeeld, bleef de gewezen kasteelheer een levensgenieter. “Als je denkt dat je oud bent, ben je het ook,” zei hij tussen twee slokken door. “Het is een psychische kwestie. En een bejaardentehuis ga ik van m’n leven niet in!”
Op 1 september demarreerde Jean naar de ultieme eindstreep, hoog boven de Mont Ventoux. Hij arriveerde er met een paar uur achterstand op voormalig Tourwinnaar Laurent Fignon. “Gelukkig zijn hier geen kasseien,” zal Jean bij binnenkomst wel gegrapt hebben.
(uit: HP/De Tijd, 10 september 2010)
Geplaatst om 12:04 vm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
Geplaatst om 12:03 vm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE! AKSIE!
Geplaatst om 12:11 vm | Permanente link | Reacties (1) | TrackBack (0)
Het door de financiële crisis geplaagde Ierland ligt bijna op z'n gat. Tienduizenden Ieren denken erover het bankroete land te verlaten en zonder hulp van buitenaf zitten de achterblijvers gevangen op een zinkend schip. Wij van Blij Bomen! vinden dat een verschrikkelijke gedachte, want wij houden van Ierland en de Ieren, ook al zijn het onbetrouwbare, ongemanierde en luidruchtige dronkelappen (of misschien wel juist daarom). "Steun de Ieren!" zeggen wij derhalve. En wel op de volgende manier: door de komende tijd zo veel mogelijk Guinness te drinken. Samen zuipen we Ierland er weer bovenop. Yes, we (beer)can!
Geplaatst om 12:02 vm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
“Jammer dat Yuri’s neus weer dezelfde kant op stond.”
“Laat Yuri maar snuiven.”
“Lord of the Rings? Eerder het omgekeerde: Drol of the Rings!”
“Zeg die Yuri van Gelder, die heeft zichzelf ook aardig in de nestjes gewerkt hè? De VOGELNESTJES, ja die mevrouw daar begrijpt ‘m!”
En zo zullen er ongetwijfeld meer (al dan niet voorspelbare) grappen zijn die cabaretiers van zins waren op ons af te vuren. Want een nationale sportheld, iemand die altijd – let op, daar komt er weer eentje! – om door een ringetje te halen was, viel lelijk op zijn neus en dan zijn de lijkenpikkers onder de grappenmakers er als de aasgieren bij om het een en ander los te scheuren voor hun aanstaande Oudejaarsconference. En hoewel ik zelf geen cabaretier ben – u zult dat inmiddels hebben gemerkt – heb ik me zelf ook schuldig gemaakt aan dit abjecte gedrag. Want ik moet tot mijn schande bekennen dat ik bovenstaande dijenkletsers zelf heb opgehoest, in de minuten nadat bekend werd dat turnkampioen Yuri van Gelder zich weer eens had vergist in de bak met wit spul (grappen over magnesiumpoeder zijn niet alleen door cabaretiers, maar ook door buschauffeurs, banketbakkers en beurtschippers gemaakt – wie daarmee nog op de planken durft te verschijnen verdient een dusdanige schop dat hij spontaan een driedubbele salto in de orkestbak maakt).
En waarom, edelachtbare, meende ik lollig te moeten doen om de gevallen held? Omdat ik woedend was, zeg maar gerust razend. Uit pure frustratie dus. Want net als de rest van sportminnend Nederland had ik het Yuri allang vergeven dat hij in zijn vrije tijd een Colombiaanse frisse neus was gaan halen. Cocaïne in je mik proppen werkt in de turnsport op geen enkele manier prestatieverhogend, dus van competitievervalsing is sowieso nooit sprake geweest. Goed, we accepteerden dat hij in het kader van de voorbeeldfunctie een douw kreeg en hoopten vanaf dat moment dat hij de kracht zou vinden om zichzelf terug te knokken. En eerlijk gezegd twijfelden we daar geen moment aan. Fysiek zat het sowieso wel goed: Yuri torst een paar spierballen met zich mee waarbij de bicepsen van die spinazievretende matroos uit die tekenfilms in het niet vallen. En op het mentale vlak hadden we ook geen enkele twijfel. Castingbureaus in Hollywood die verlegen zitten om een gewetenloze Russische huurmoordenaar zouden alleen maar even een telefoontje naar Yuri van Gelder moeten plegen. Je ziet het gewoon voor je, hoe hij met die ijskoude blik in zijn ogen vanuit de nevel opduikt en een pistool met geluiddemper op de slaap van George Clooney of, beter nog, Tom Cruise zet.
Met die mentaliteit zat het dus wel goed. Dachten we. Tot godbeter bekend werd dat de ‘medische redenen van persoonlijke aard’ waarom hij zich voor het WK turnen had moeten terugtrekken, toch weer een eufemisme bleken voor het nasaal consumeren van narcotica. Althans, volgens de Koninklijke Nederlande Gymnastiek Unie, die eerder nog op een inderhaast belegde persconferentie een spagaat tentoonspreidde waarvoor 9.9 op de bordjes had kunnen verschijnen. Zowel pers als sporter moest bij die gelegenheid worden bediend, met die crypto-babbel over ‘medische redenen van persoonlijke aard’ tot gevolg.
Een dag later werd die ballon doorgeprikt – waarna Yuri zelf ‘m uit alle macht weer probeerde op te blazen. Nee, er had in zijn neusgaten geen plaatselijke sneeuwstorm gewoed. Juist omdát hij vanwege de enorme druk, het móeten presteren op het wereldkampioenschap in eigen land, de kans liep om weer het cokepunt te bereiken, had hij besloten zich terug te trekken voor dat prestigieuze toernooi. “Totdat ik zelf aanvoel dat mijn psyche ook klaar is voor rentree in de topsport,” aldus Yuri, van wie eigenlijk niet bekend was dat hij zo mooi kan schrijven. Dat de turnbond vervolgens naar buiten bracht dat hij toch weer cocaïne zou hebben ingeademd, noemt hij in diezelfde verklaring ‘ronduit schandelijk’. Van Gelder verwijt de kopstukken van de bond dat ze hem ‘op beschamende wijze te kijk wensen te zetten in de media.’
Uit de grond van mijn hart hoop ik dat Yuri de waarheid spreekt. En dat hij zich, sterker dan ooit, naar wereld- en Olympisch goud weet te knokken, zelfs als dat in de gruwelijke hoedanigheid van ‘turnbelg’ moet gebeuren. Want wat trekt hij dan naar ons allemaal, heren cabaretiers? Juist: een lange neus!
(uit: HP/De Tijd, 22 oktober 2010)
Geplaatst om 12:03 vm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
Maar ze moeten er wel wat te drinken bij hebben!
www.nederlandschreeuwtomcultuur.nl
Geplaatst om 02:29 nm | Permanente link | Reacties (1) | TrackBack (0)
En zo zat de spindoctor gisteravond kikkererwten, hummus, fetakaas, uien, volkorenpita, aardappelen, doperwten en couscous te vreten. Plus een lauw appelgerecht dat er niet alleen uitzag als een plak kots, maar ook zo smaakte.
Vegetariër worden, het is even doorbijten.
(Afgezien van het appelgerecht was het een zeer smakelijke hap, moet ik toegeven. Want zo ben ik ook wel weer)
Geplaatst om 12:04 vm | Permanente link | Reacties (5) | TrackBack (0)
De werking van de Nederlandse anti-rimpel beha La Decollette (sic!) is nu ook wetenschappelijk bewezen. Het Parijse onderzoeksinstituut CERCO (Centre d'Etudes et de Recherches Cosmétologiques) concludeert na een test op verschillende vrouwen dat de rimpels in hun decolleté door het dragen van de beha al na 24 uur zijn verdwenen en dat hun huid na twee weken weer glad is. La Decollette is een nachtbeha zonder cups die de borsten tijdens het slapen op hun plaats houdt. Vrouwen die op hun zij slapen hebben ’s ochtends last van rimpels. Die ontstaan doordat de borsten tijdens het slapen tegen elkaar aan worden gedrukt. Die rimpels worden steeds erger en gaan na verloop van tijd niet meer weg. La Decollette voorkomt deze rimpelvorming en zorgt ervoor dat bestaande rimpels weer wegtrekken. De dame op de foto heeft er meteen tien besteld.
Geplaatst om 12:03 vm | Permanente link | Reacties (6) | TrackBack (0)
Geplaatst om 12:02 vm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
Het was een van de meest onsmakelijke sportgerelateerde berichten waar ik de afgelopen tijd tegenaan botste. ‘De echtgenoot van de thuishulp die de terminaal zieke vrouw van sportverslaggever Olav Mol verzorgde, beweert dat Olav met zíjn vrouw is vreemdgegaan,’ schreef de Privé-pagina van De Telegraaf en buiten het feit dat het hier om wel héél afgeleide roem gaat – de echtgenoot van de thuishulp van de vrouw van de bij een klein deel van de bevolking bekende Nederlander – voelde het bepaald onprettig om zó’n intieme blik in andermans leven te krijgen. Alsof Wilma Nanninga je met je neus in een open wond had gedrukt en je er ook nog eens met diezelfde neus in rondroerde. ‘Olav's vrouw Marjon overleed eind januari van dit jaar aan kanker,’ schreef de krant van Wakker Nederland. ‘Zeventien maanden lang moest ze chemokuren ondergaan en een thuishulp hielp Olav met haar verzorging. Volgens haar echtgenoot hield zij zich dus vooral bezig met Olav.’
Het was typisch een geval van ‘too much information’, zoals de huidige generatie dat verwoordt. Noem me een fatsoensrakker, maar ik hoef niet te weten waar Olav Mol ‘m buiten werktijd in parkeert. Waar hij zijn vette bougie laat doorsmeren. Bij wie hij langsgaat voor een grote beurt. Waar hij het liefste krikt. Gesnopen? En een vrouw die aan de gevolgen van een verschrikkelijke ziekte is bezweken wens ik te laten rusten in vrede, zonder dat me wordt verteld hoe ze op haar sterfbed zou zijn bedrogen. Gezien het succes van een schoft als Kluun ben ik daarin zo ongeveer de enige, maar die uitzonderingspositie koester ik met graagte. Er zijn nou eenmaal ethische grenzen in dit vak. Ik bedoel: straks gaat iemand nog bij Olav Mol langs om zijn vuilniszakken open te scheu...
Sorry, verkeerde voorbeeld.
Vooropgesteld: Olav Mol is een onaangenaam mens. Hij is iemand die er genoegen in schept om bij regenachtig weer zo hard mogelijk door plassen te rijden met als doel zo veel mogelijk mensen een onvrijwillige douche te bezorgen. Oude vrouwtjes betekenen bonuspunten. Dat heb ik niet van mezelf, maar van Olav Mol. Het tv-fragment waarin hij dit kwijlend voor de camera opbiechtte, was goed om in het programma van Jack Spijkerman te worden genomineerd voor de Vergulde Nachtspiegel.
Maar, eerlijk is eerlijk, Olav Mol is óók de beste autosportverslaggever die de Nederlandse tv ooit heeft gekend. Terwijl de publieken ons de afgelopen jaren plichtmatig verveelden met het gebrom van de vleesgeworden grindbak Jan Stekelenburg, die in de onrendabele minuten van Studio Sport nog even kwam melden dat Barichello achter Fisichella was geëindigd (op het moment dat de coureurs zelf alweer in een ander werelddeel zaten), was de Formule1in de handen van de commerciëlen allang opgepoetst tot het spectaculaire circus dat het in werkelijkheid natuurlijk ook gewoon ís. RTL en SBS weten een spectaculaire sport op spectaculaire wijze te presenteren. En dat is voor een groot gedeelte te danken aan het kundige, maar bovenal enthousiaste commentaar van Olav Mol, wiens vocabulaire kreten als ‘Godsammetieten!’ en ‘Sodecitrus!’ omvat. Mol, ontegenzeglijk de juiste man op de juiste plek, schreeuwt ‘Swabberdibavski!’ als een coureur met die buitenproportionele stukken autodrop aan de achterkant van zijn bolide de kerbs raakt. Iets anders wil ik op die momenten ook eigenlijk niet horen. Bleef je vroeger op om Mohammad Ali en Joe Frazier een robbertje te zien vechten, nu zet je de wekker om Olav Mol vanuit Maleisië ‘Swabberdibavski!’ te kunnen horen gillen.
Ik acht het heel wel mogelijk dat hij ook ‘Swabberdibavski!’ roept als hij de tussenbeense pitstraat van een of andere buitenechtelijke relatie binnen komt sjezen. Maar dát hoef ik dan weer niet te horen. Sommige ritten moeten nou eenmaal Privé blijven.
(uit: HP/De Tijd, 25 juni 2010)
Geplaatst om 01:22 nm | Permanente link | Reacties (1) | TrackBack (0)
Geplaatst om 02:04 nm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
Geen idee wie deze nerds zijn, maar hun uitvoering van de Jon Lord-klassieker Bach Onto This is in één woord fe-no-me-naal! Let ook op de waanzinnige bassolo.
Geplaatst om 12:23 vm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
Geplaatst om 10:42 vm | Permanente link | Reacties (1) | TrackBack (0)
Geplaatst om 12:02 vm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)