« februari 2011 | Hoofdmenu | april 2011 »
Geplaatst om 12:05 vm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
klap’vee (mv) [ˈklɑpfe], publiek dat een televisiestudio in wordt gedreven om aldaar, op bevel van de cowboys op de opnamevloer, enthousiast in de handen te klappen. Het klapvee herkauwde de grappen van de komiek en begon daarna luidkeels te loeien
“Mag ik u wat vraag’n?”
Nu krijgen we het, denk ik.
Je laat je op een donkere dinsdagavond, bij een gevoelstemperatuur van min vijfentwintig, op een verlaten parkeerterrein aan de rand van Leeuwarden opslokken door een behaaglijk verwarmde touringcar, kruipt naar je hydraulische stoel-met-plastic-zakje-voor-sinaasappelschillen-en-andersoortig-afval, ontworstelt je op de jou toegemeten vierkante centimeters aan je dikke winterjas, weet je aangestaard door twee krullenbollen van het type ‘vrolijke huisvrouw’ en krijgt dan in het sappigst denkbare Fries te horen: “Mag ik u wat vraag’n?”
Ik placeer me op mijn veerkrachtige zetel, vastbesloten de vraag zo eerlijk mogelijk te beantwoorden. Of niet, want het tweetal is niet onaantrekkelijk en wie weet wat er nog van komt, als ik toegeef bekend te zijn van televisie.
“Heeft u ‘n kurk’ntrekker?”
Pardon?
“Of ’n skroev’ndraaier,” vult haar buurvrouw aan.
Het tweetal heeft een fles wijn bij zich, maar stuitte bij de feestelijke opening daarvan op een probleempje. “We hadd’n gehoopt op ’n skroefdop, maar er zit ’n kurk op.”
Uit de luidsprekers klinkt het sprankelende stemgeluid van Ciska Peters. “Geen spiegels, geen tapijt / De wijn kost weinig geld / Geen klok, maar alle tijd / Geen mens die vragen stelt / In de Zwarte Kat.”
Dit wordt een avond met een zeer laag rock ‘n’ roll-gehalte, vrees ik.
Twee tot drie keer in de week organiseert Alberto Radstake, een 27-jarige Achterhoeker die een beetje op schaatser Mark Tuitert lijkt, busreizen naar televisiestudio’s waar live-uitzendingen vandaan komen. Daarmee snijdt het omroepmes aan twee kanten: enerzijds zijn programma’s als Opium, het culturele magazine van Cornald Maas, en Paul de Leeuws Madiwodovrijdagshow ook op de incourante dagen verzekerd van een goed gevulde tribune, anderzijds kan Jan Publiek, om hem maar even oneerbiedig over één kam te scheren, op een eenvoudige manier in de gelegenheid worden gesteld een tv-uitzending bij te wonen. En dat kost hem zegge en schrijve een tientje. “Eerst was het vijf euro,” zegt Alberto, “maar dat vonden de mensen verdacht. Als we naar Opium gaan, krijgen ze ook soep en broodjes en je merkte gewoon dat ze dat niet geloofden: eten, drinken én een busreis naar een evenement: dat kán gewoon niet voor vijf euro! Dus heb ik de prijs verhoogd. Ook al omdat op deze manier de afzegdrempel een stukje hoger is. Als het vijf euro kost zijn de mensen eerder geneigd niet te komen dan wanneer ze tien euro hebben betaald.”
Dat Alberto, de man die onder de naam tvuitje.nl het gat in de klapveemarkt ontdekte, aanvankelijk alleen AVRO-programma’s aandeed, heeft te maken met zijn achtergrond. Ooit werkte hij voor de voormalige lepeltjesomroep (voor lezers die net zo jong zijn als Alberto: in de grijze oudheid kreeg elk nieuw AVRO-lid ter introductie een zilveren theelepeltje – M.B.). “Ik zat op de ontwikkelredactie,” herinnert hij zich, “en heb daar veel pilots gemaakt. Je geld of je leven bij voorbeeld, met Ruben Nicolai. En Chantal zingt, waarin Chantal Janzen...”
Ik voel ‘m al aankomen.
“...liedjes zingt, samen met andere BN’ers. En ik heb Nieuwe jas live gemaakt. Het concept daarvan was dat het Metropole Orkest...”
Hier zou hij kunnen stoppen, want andermaal zie ik het voor me.
“...oude liedjes in een nieuw jasje steekt.”
En dat dan live, vermoed ik.
“Maar het is helaas allemaal bij pilots gebleven,” zegt Alberto, die na vier jaar ploeteren bij De Algemene een nieuwe bezuinigingsronde niet overleefde. “Een oud-collega vroeg me op zekere dag: Kun jij niet eens in jouw uithoek kijken of er animo is om bij Opium in het publiek te zitten?”
Met ‘jouw uithoek’ werd de streek rond Doetinchem bedoeld. Opium wordt uitgezonden vanuit Amsterdam, dat moge na deze opmerking duidelijk zijn.
Bussen vol klapvee leverde Antonio in de grote stad af. Zeer tot genoegen van presentator Cornald Maas. Die had het wel gehad, met het standaardpubliek dat via een castingbureau wordt gerecruteerd. “Die mensen,” heeft hij zich eens laten ontvallen, “zitten er alleen maar omdat ze betaald worden, niet omdat ze geïnteresseerd zijn in wat er aan tafel gebeurt. En dat merk je. De mensen die via Alberto komen, hebben er zin in. Die vinden het leuk om hier te zijn. Dat werkt veel beter.”
“Maar,” gaat Alberto verder, “op een gegeven moment wisten de mensen in de Achterhoek het wel. Dus toen besloot ik steeds weer een andere uithoek te gaan prikken.”
En zodoende rijden we nu door inktzwart Friesland. Van Leeuwarden via Heerenveen, waar meer tientjesklanten staan te kleumen, naar Almere, waar de Madiwodovrijdagshow wordt gefabriceerd. De bus heet voor de gelegenheid dan ook de Madiwodovrijdagshowbus. Alberto vindt ‘m over het algemeen gezelliger dan de Opiumbus, ook al omdat die overdag rijdt. En overdag zijn er doorgaans geen gezellige vrouwen aan boord die een fles witte wijn achterover willen kieperen. Daar zijn we dan toch weer te calvinistisch voor.
Terwijl de luxe touringcar zich losrukt van Heerenveen, richt de chauffeur zich tot ‘diegeen die net zijn ingestapt’.
“Diegenén!” roept iemand achter hem.
De correctie heeft het effect van een sneeuwbal in de nek. “Oh, we hebben een Neerlandicus aan boord...” bromt de stuurman in zijn microfoon. “En niets zo leuk als een domme buschauffeur verbeteren hè?”
Achter me stijgt een orgiastisch gegil op, gevolgd door applaus.
De dames hebben de fles opengekregen.
Met dank aan een behulpzame mede-passagier, die minutenlang op de dop heeft staan trappen. Die dop is er door al het geweld uiteindelijk vanzelf uitgeschoten, want de fles is gevuld met koolzuurhoudend druivensap.
En voorwaarts gaat het, richting Almere. Rijden door nachtelijk Nederland is als het maken van zo’n beeldpuzzel waarbij je de genummerde puntjes door middel van lijntjes met elkaar verbindt. In dit geval volg je gewoon de helverlichte gele M’s, die als het hedendaagse equivalent van de ster van Bethlehem aan de hemel staan.
Nou ja, dat soort gedachten openbaart zich dus. Zoals ik op een gegeven moment ook afdwaal naar een jaartal dat iets dichter bij de geboorte van Christus is gesitueerd dan 2010. Half wegdommelend is het ineens november 1973. Ik ben 12 jaar oud en zit in het publiek bij een tv-show.
Ik ben klapkalf.
Sta mij toe u deelgenoot te maken van een jeugdtrauma.
Ik zit in het hoofdstedelijke Bellevue-theater en ben te gast bij de rechtstreekse uitzending van Voor achten, een licht-informatief amusementsprogramma van de KRO dat, de titel verraadt het al, voor achten wordt uitgezonden. Presentator is de gebronsde boterbabbelaar Hans van Willigenburg. Ik zit naast Kees Schilperoort, de vleesgeworden gezelligheid die dan met programma’s als Mik (tv) en Van twaalf tot twee (radio) op de toppen van zijn roem verkeert. Kees lacht spontaan om alles wat er gebeurt en onderscheidt zich daarmee van de meute die ook in 1973 enige aansporing behoeft – zéker in een show van Van Willigenburg. Ik waan me op twee schuivende aardkorsten als Schilperoort het begrip ‘schuddebuiken’ een geheel nieuwe dimensie geeft, maar blijf dapper overeind, ondanks de 29 (!) kilo die ik op dat moment weeg. We genieten van Rob de Nijs die een liedje zingt en terwijl ik naar hem kijk, zie ik hoe hij bij een s-klank ineens een druppel speeksel katapulteert, door die ook dan reeds aanwezige spleet tussen zijn voortanden.
De volgende gast is zangeres Gonnie Baars, bekend van de monsterhit Alle leuke jongens willen vrijen (maar ’t stadhuis is er niet bij). Ze mag haar nieuwste plaatje pluggen en doet dat door zwaaiend en zwierend de publieke tribune te beklimmen. Halverwege maakt ze een bocht naar links en al galmend komt ze op Kees en mij af
En dan gebeurt het.
Vlak voor Gonnie de trap weer afdaalt, perfect getimed tussen twee strofen en – helaas - vol in beeld, strekt ze haar arm uit en... aait ze me over m’n bolletje!!
Ze lacht me ook nog toe.
Moederlijk, haast.
En ik sta compleet voor lul – voor zo’n beetje heel Nederland. Want in 1973 zijn er nog maar twee netten.
“Weest u alstublieft voorzichtig met uitstappen, want het is spiegelglad!”
De stem van Alberto brengt me in één klap terug in 2010. De Madiwodovrijdagshowbus is aangekomen bij Studio Cé in Almere en de reisleider bezweert dat waardevolle spullen ‘het beste in de bus kunnen achterblijven’. Dat biedt de chauffeur een uitgelezen mogelijkheid om zich op lollige wijze te onderscheiden.
“Ik zou het níet doen!”
Bushumor.
“De leukste programma’s hebben geen bus nodig,” zegt Alberto even later, als we ons in de speciale Madiwodovrijdagshowbusfoyer, een mooi woord voor een ruimte met een paar kapstokken en een koffieautomaat, uit onze wintervacht pellen. Madiwodovrijdagshowbuspassagiers, zo heeft Alberto eerder laten weten, mogen eerder dan ‘normale’ mensen de studiovloer op en kunnen zodoende de beste plekjes inpikken. Naast zo’n twee tot drie Paul de Leeuw-shows per week zou hij zijn cliëntèle ook weleens ‘een A-programma’ willen aanbieden, maar dat zit er voorlopig niet in. “De Wereld Draait Door en Ik hou van Holland hebben genoeg animo, die hebben mij niet nodig.”
Dus zit hij ook op deze dinsdagavond weer braaf toe te kijken hoe De Leeuw zich een weg door zijn dagelijkse show schmiert. “Jullie zijn nú al het leukste publiek van deze dinsdagavond,” grapt het voormalige kijkcijferkanon nog vóór de camera’s draaien. Want je hoeft niet per se buschauffeur te zijn om op dit niveau grappen te kunnen maken.
“Jullie moeten straks gewoon lachen om alles wat ik zeg,” gaat hij verder, “want voor je het weet zit je weer in de bus naar Heerenveen en Leeuwarden. Het is niet anders.” Alberto grijnst. Het is dit soort persoonlijke aandacht (De Leeuw tegen de rest van het publiek: “Jullie zijn ook leuk, maar zij zijn nou eenmaal belangrijker!”) dat een tvuitje.nl onderscheidt van een tv-uitje. Wat niet kan voorkomen dat het Friese stamboekklapvee na afloop bijna meteen de zaal uit wordt gedreven, op weg naar het gereedstaande vervoermiddel. Alberto: “Gelukkig wel, want ik lig nu al steeds om drie in m’n bed!”
Een halfuur na het doven van de studiolampen worden er in de aanpalende kantine schalen met dampende bitterballen neergezet. De Madiwodovrijdagshowbus is dan al voorbij Lelystad.
(uit: HP/De Tijd, 10 december 2010)
Geplaatst om 12:04 vm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
Geplaatst om 12:04 vm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
Geplaatst om 10:11 vm | Permanente link | Reacties (0)
Ach... Was ik een paar oude geheugenkaarten aan het checken/wissen, kwam ik deze beelden tegen, van zaterdag 14 augustus jongstleden. Gary Moore, voor de allerlaatste maal op een Nederlands concertpodium. Op dat van Pinkpop Classic om precies te zijn, een festival waarvan ik als ouwe lul vurig hoop dat het ook in 2011 wordt gehouden (en zo niet, dan hebben we Bospop nog, met Ringo Starr, Walter Trout en Jimmy Barnes).
Maar Gary, tja... Hij was zichtbaar knorrig, die prachtige dag in Zuid-Limburg. En hij speelde minder geïnspireerd dan een jaar eerder, in de Heineken Music Hall. Maar je kon nog altijd horen dat hij een geniale gitarist was. Was, ja. Een halfjaar later overleed hij, de King of the Blues... RIP White Knuckles.
Geplaatst om 11:02 vm | Permanente link | Reacties (1) | TrackBack (0)
Geplaatst om 12:02 vm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
OORDOPJES????
Dat vind ik een belediging, met zo’n vijfendertig jaar hardrock- en heavy metal-ervaring achter de oren. Ik bedoel: ik ben een van de veteranen van het legendarische Venom-concert in Paradiso, waar de rij Marshall-versterkers al halverwege de zaal begon. Ik laat sinds begin jaren ’80 regelmatig mijn haar föhnen bij Motörhead. Ik heb lekker geleund tegen de muur van geluid die Fear Factory optrok, heb vliegles gehad door de luchtverplaatsingen van Slayer en mijn trommelvliezen zijn meer dan eens opgerekt dankzij gerenommeerde decibellenbrakers als Napalm Death, Morbid Angel en het goeie ouwe AC/DC. En dan zou ik nu ineens óórdopjes nodig hebben???
“Het wordt echt heel hard hoor,” zegt het meisje dat me de geluiddempertjes aanreikt – en haar innemende glimlach zou bij elk ander verzoek voldoende zijn om me overstag te laten gaan. Maar oordopjes bij een metalconcert, dat is echt m’n eer te na.
“Oké dan,” lacht het meisje nogmaals. “Op zich zijn we ook wel voor het vergroten van de doelgroep.”
En dat is even schrikken!
Want het meisje in kwestie, Hanneke de Raaff, is in het dagelijks leven gediplomeerd doventolk.
Haar kwinkslag heeft dus een oprechte ondertoon en ik zal terdege in m’n oren moeten knopen dat het vanavond serieuze shit wordt, qua volume. Hanneke, haar publicitaire rechterhand Marlène Huis in ’t Veld en Harry Holzhauer (artiestennaam Bastard), brulboei/gitarist van deathcore-band KYU, zitten in de catacomben van jongerencentrum Willemeen te Arnhem en laven zich nog even aan de spreekwoordelijke stilte voor de storm. Gedrieën vormen ze de organisatie van de allereerste editie van Deaf Metal, een metalfestival voor doven en slechthorenden.
WÁT ZEGT U?????????
Een metalfestival voor doven, inderdaad. Een avond waarop gehoorgestoorden bijeenkomen om muziek te voelen. Waarbij dat laatste woord een indicatie is voor het onmenselijke volume dat de optredende bands zullen gaan afscheiden.
Als extra service voor degenen die al doof binnenkomen, zal aan de zijkant van het podium een doventolk staan om de teksten te visualiseren. Waarmee de doven in één klap een voorsprong hebben. Immers: geen enkele ‘normale’ concertbezoeker is in staat om erachter te komen wat een black, death of thrash metal-zanger te melden heeft...
Terug naar de catacomben. Terug naar Hanneke, wier enthousiasme aanstekelijker is dan een griepvirus. “Het idee om muziek in gebaren te vertalen is niet nieuw,” bekent ze. “Het gebeurde al met mainstream...”
“...maar dat is veel saaier om te voelen,” vult Bastard aan, spelend met zijn Catweazle-sik. “Al die simpele vierkwartsmaten. In metal zitten tenminste heel veel complexe tempowisselingen.”
“Daar kun je dus wat mee, als tolk,” gaat Hanneke verder. “Het is daardoor ook een enorme uitdaging. Al die verschillende ritmes: hoe vertaal ik dat in mijn lichaam? Maar dat is niet eens het moeilijkste. Het lastigste is de betekenis van de teksten. Wat bedoelt de tekstschrijver? The end of the story is bij voorbeeld een heel moeilijke passage. Want je moet ‘m niet letterlijk vertalen, maar interpreteren. En daarom moet je ook de context begrijpen. Vermoeiend? Nogal ja. Je moet heel geconcentreerd te werk gaan, heel snel de vertaalslag maken en die vertaalde tekst dan ook nog eens à la minute in bewegingen vatten. Daarom doe ik het ook niet in m’n eentje, maar zijn er vanavond meer tolken aanwezig. Anders is het niet vol te houden.”
En terwijl Bastard zich uit de voeten maakt om zijn gitaar te gaan stemmen, waagt Hanneke zich aan een stoomcursus gebarentaal. “Je gebruikt je visuele vlak,” zegt ze, “en in die ruimte plaats je dingen die je later weer kunt oppakken. Of weggooien.”
Ik kijk haar aan als een walvis die ineens een zebra ontwaart.
“Ach, je moet het zien!” zegt ze.
“Als mensen doof worden van onze muziek,” heeft Lemmy, het bassende wrattenzwijn van Motörhead, eens gezegd, “dan zijn wij tenminste de laatste band die ze ooit hebben gehoord.” Ik moet daaraan denken als ik me oordoploos een weg kap door de verstikkende jungle van lawaai waarmee het zaaltje van Willemeen in no time is dichtgegroeid. Verantwoordelijk hiervoor is IZAH, de eerste act op de eerste editie van het Deaf Metal Festival. Al binnen een paar tellen heb ik het pijnlijke gevoel alsof ik in beide oren een cocktailprikker heb zitten en mocht ik hierheen zijn gekomen met loszittende vullingen, dan kan ik die binnen afzienbare tijd uitspuwen. IZAH speelt namelijk niet gewoon hard, IZAH speelt Godallefokkingjezus Hard. Vergeleken bij IZAH is Black Sabbath een lounge-combo. De bak ondefinieerbare herrie die IZAH vanaf het podium de zaal in schept moet een feest der herkenning zijn voor mensen die het bombardement van Dresden hebben overleefd. IZAH, volgens de biografie ‘hailing from the depths of Tilburg’, produceert naar eigen zeggen ‘a dark and melancholic mix of heavy riffing, dynamic sound layering and chaotic drum battering’. In praktijk komt het erop neer dat vier (!) gitaristen hun instrumenten gebruiken zoals een oudhollandse huisvrouw een wasbord en dat die, met alle respect, tyfusherrie wordt voortgestuwd door de oprispingen van twee op keyboards rammende geestverwanten plus een drummer die op de eerste plaats zijn kit en op de tweede plaats zijn publiek pijn wil doen. En ergens ver op de achtergrond klinkt onafgebroken klokgebeier, waarbij ik maar hoop dat het door de mannen van IZAH wordt geproduceerd. Zo niet, dan ben ik daadwerkelijk krankzinnig aan het worden.
En dan staat er aan de zijkant dus inderdaad iemand die het “WHOOOOAAAAAAAAAARGH!!!”, “GROOOOOOOOOOWL!!!” en “DUUUUUUUURRRRRR!!!” van de zanger in gebaren weet te vertalen. Respect!
Gelet op het ritmisch bewegen der nekwervels weet het dovenpubliek de sonische aanval van IZAH op waarde te schatten. Zanger Entius spuwt onafgebroken schilfertjes keelamandel de zaal in (dít is pas een schreeuw om cultuur!) en zijn companen blijven met nimmer aflatend enthousiasme danwel dodelijk toegewijde ernst hun instrumentarium mishandelen, in een song die nu al zo’n twintig minuten aan de gang is. Ter verhoging van de feestvreugde wordt het podium ook nog beklommen door een danseres in een akelig kort jurkje, die op esthetische wijze haar benen spreidt. Naast gebarentaal dus ook liplezen, op het Deaf Metal Festival.
“HET STOND WEL HARDER DAN ANDERS JA!” zegt Maaike, de vriendin van Bastard, als ik in de coulissen van Willemeen een welverdiend flesje bier soldaat maak. “TOEN DE JONGENS VAN KYU BINNEN KWAMEN HADDEN ZE ECHT ZOIETS VAN: WAUW, DÁT IS HARD!!”
KYU is de groep van Bastard en de heren hebben een missie, lezen we in hun biografie. “Their goal is to be harder, more brutal, meaner, but above all sicker than all the music they ever played before.” KYU’s muziek heeft ‘elements of mathcore, death metal and hardcore, drenched in plenty of groove’. Hun drijfveren? ‘KYU’s music is driven by disappointment, rage, hate and frustration, blended together by a healthy dose of violence. It will rip the flesh from your bones.’
Het belooft, kortom, een gezellig halfuurtje te worden.
Bastard en kornuiten klappen er meteen lekker op, met Cathedral-achtige doom metal afgewisseld met riffs uit de catalogus van Sepultura. Dat duurt zo’n anderhalve minuut. Daarna begint het grote hakken en zagen.
Terwijl Bastard vanuit zijn strot de verf van de muren probeert te blazen, staat links van hem (voor de kijker rechts) een meisje te dansen. En ineens moet ik aan Hawkwind denken, de legendarische spacerock-formatie die begin jaren ’70 Stacia in de gelederen had. Stacia was een voluminueze Ierse boerenmeid met borsten als skippyballen en de baard van Chriet Titulaer tussen haar benen. Stacia was ooit op het podium geklommen om al dan niet ritmisch te bewegen op nummers als Brainstorm en Space Is Deep en dat hadden de bandleden maar zo gelaten – temeer daar ze haar improvisaties spiernaakt uitvoerde.
Het meisje dat bij KYU op de bühne staat houdt haar kleren aan. En in tegenstelling tot Stacia doet ze ook niet zomaar wat. Nee, wie door de dansbewegingen heen kijkt ziet dat ze een serieus potje gebarentaal ten beste geeft, daarmee duidelijk makend dat een doventolk best wat energieker kan bewegen dan dat kaboutervrouwtje onderin bij het Journaal voor gehoorgestoorden ons wil laten geloven. Terwijl KYU voortdendert als een sneltrein op een kopstation, vlecht de swingende doventolk het ene suggestieve gebaar aan het andere, zoals bij voorbeeld het roeren in een enorme pan macaroni. Gevolgd door het aanleggen van een pijl en boog. En het tappen van een goed glas bier. Het schuiven van een brief in een brievenbus. Het dragen van een zware boodschappentas. En tenslotte iets dat je niet anders kunt omschrijven dan behang van de muur krabben.
Dit nummer heette Backstab, laat de bassist van KYU weten. Dat hadden de goedhorenden er nooit uitgehaald. Vervolgens is het de beurt aan Hanneke om een compositie te vertalen. Ze doet daartoe achtereenvolgens alsof ze onder de douche staat, het verkeer regelt, een deur opent in een pantomime-stuk, een flesje bier achterover slaat, de tuin aanharkt met haar nagels, een home-run slaat, gordijnen ophangt, met een kano door de Ardennen vaart, langlauft op een overdosis amfetaminen en op de muren bonkt omdat de buren een cd van KYU op hebben staan.
“BIJ KYU IS HET VAAK ZO DAT DE TITEL NIETS MET DE TEKST VAN HET NUMMER TE MAKEN HEEFT!” zegt Maaike, als ik backstage mijn oren uitwring.
“HET GING WEL GOED GELOOF IK!” vult Hanneke aan. “IK HAD ALLEEN PER ONGELUK TWEE ZINNETJES OMGEDRAAID. MAAR IK GELOOF NIET DAT IEMAND DAT HEEFT GEMERKT!”
Het niet murw te beuken publiek wordt daarna om de niet functionerende oren geslagen met de compositie Shockwave. Voor de vertaling meldt zich Dido, de bevallige verschijning die aan Hanneke vooraf ging en die een onuitputtelijk arsenaal aan bewegingen in huis heeft. Staand vanuit de zaal zie ik haar op een alpenhoorn blazen, met een kangoeroe boksen, een dienblad met tien glazen limonade uitserveren, tandenpoetsen met een bezemsteel, brood voeren aan de eendjes, haar vingers verbranden aan een pan met kokend water, lange zijden handschoenen aantrekken, inwendig onderzoek plegen bij een koe, een draaiorgel bedienen, de dop van een melkfles indrukken, een bonk ronddraaiend shoarmavlees aansnijden, een hotelbed opmaken...
En dan word ik op m’n schouder getikt door een dove bezoeker. Of ik even opzij wil gaan.
Hij kan het niet goed verstaan.
(uit: HP/De Tijd, 26 november 2010)
Geplaatst om 04:10 nm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
Die scène zit er niet in, in de fantastische (en, eerlijk is eerlijk, oök iets te lange) döcumentaire Lemmy: 49% Motherfucker. 51% Son Of A Bitch, die thans öp dvd verkrijgbaar is. Maar het beeld van de Motörhead-fröntman die patat bakt zöu al genöeg möeten zijn öm deze film aan te schaffen. Ander moöis: Lemmy in Nazi-öutfit in een tank, Lemmy achter niet één, maar twéé fruitautömaten, Lemmy's laarzenmaker aan het werk, Lemmy die zijn gigantische cöllectie steekwapens laat zien ("Purely decöration") en Lemmy die demönstreert dat hij als een mötherfucker kan söleren öp zijn Rickenbacker-bas, in een van de gevallen öpgezweept doör de önfatsoenlijk hard drummende Dave Gröhl.
Verplichte köst voör alle fans!
Geplaatst om 10:17 vm | Permanente link | Reacties (1) | TrackBack (0)
Geplaatst om 04:36 nm | Permanente link | Reacties (1) | TrackBack (0)
Geplaatst om 07:16 nm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)
Geplaatst om 12:58 vm | Permanente link | Reacties (145) | TrackBack (0)
Tja, de Rolling Stones in De Kuip. Wat herinner ik me daarvan? We namen flessen jus d'orange mee, waar stiekem wodka doorheen zat. We pisten vrijuit op het stationsplein, dat toen nog één grote bouwput was. En daar hield het geloof ik wel mee op, qua rebellie. Ja, ze speelden Satisfaction. En nee, ze hadden geen kutband in het voorprogramma. Van Gun (uit Schotland) draaide ik de up-tempo rocker Steal Your Fire nog heel vaak, op maximaal volume. Heerlijk nummer. Maar dat geldt natuurlijk ook voor Satisfaction.
(In Welcome To The Real World klonken ze overigens SCHAAMTELOOS als Def Leppard. Gun, niet de Stones)
Geplaatst om 12:43 vm | Permanente link | Reacties (0) | TrackBack (0)