« mei 2019 | Hoofdmenu | juli 2019 »
Van vandaag tot en met 9 juli zit ik in Keulen. En in München. En in Londen. En in Henley-on-Thames. En in Maidenhead. En in Liverpool. Geen idee of ik er dan in slaag om actuele stukjes te produceren. Geen idee ook of dat ook maar iemand een reet interesseert. Of ja, dat weet ik wel. Maar dat wíl ik niet weten.
Geplaatst om 12:04 vm | Permanente link | Reacties (4)
Geplaatst om 12:01 vm | Permanente link | Reacties (1)
Ik heb in de achterliggende maanden grootheden als Jan Akkerman, Joe Bonamassa, Eric Gales en Mark Knopfler aan het werk gezien, dus van het gepiel van Tommy Thayer kan ik niet steil achterover slaan (hoewel zijn solo in Let Me Go, Rock 'n' Roll heerlijk was). En over het gehark van Paul Stanley heb ik het al helemáál niet. Maar godallejezus wat was dat KISS-concert van afgelopen dinsdag in de Ziggo Dome geweldig! De overtreffende trap van totaaltheater, Las Vegas to the max, met meer vuurwerk dan in de hele Golfoorlog, het was on-be-schrijf-lijk imposant! Beslist een waardig afscheid van de - mag ik dat zeggen? ja dat mag ik zeggen! - leukste rockband aller tijden. Diepe buiging.
Bijgaand wat met de iPhone geschoten impressies. Met uitzondering van de eerste en de laatste foto kunnen die echter geen recht doen aan het overweldigende karakter van de avond. KISS ruled!!
Geplaatst om 12:03 vm | Permanente link | Reacties (14)
Geplaatst om 12:31 vm | Permanente link | Reacties (0)
Hij ziet er inmiddels uit als een gepensioneerde gemeenteambtenaar met als hobby het leggen van puzzels van meer dan duizend stukjes en de bril op zijn neus staat scheef, maar wat kán deze man nog altijd gitaarspelen! Zoals ik afgelopen zaterdag mocht ervaren in het Antwerpse Sportpaleis. Waar zijn onovertroffen Going Home: Theme Of The Local Hero andermaal voor kippenvel én vochtige ogen zorgde. En waar zowaar champagne werd geschonken! À raison van negen euro per plastic bekertje, dat dan weer wel. Money for nothing? Niet echt, want die paar slokken druivennat waren goddelijk. Toch daarna maar weer overgestapt op een pintje.
Geplaatst om 12:18 vm | Permanente link | Reacties (3)
Geplaatst om 12:03 vm | Permanente link | Reacties (1)
Geplaatst om 12:04 vm | Permanente link | Reacties (0)
...zat je tijdens het kanen van die Drentse patat nou ongegeneerd naar die goedgevulde cowboylaarzen voor je te kijken? Deze foto lijkt dat te bewijzen. Note to self: volgend jaar een koddig hoedje opzetten.
Geplaatst om 12:00 vm | Permanente link | Reacties (0)
Twee dagen in Grolloo rondhangen en je bent weer helemaal into Cuby (al is het maar omdat De Snor na elk optreden op zijn bluesfestival Another Day, Another Road uit de luidsprekers laat schallen). En wat weet ik toch weinig van die band, want het album Kid Blue uit 1976 bij voorbeeld is me destijds helemaal ontgaan. Een zeer curieuze schijf, die je met de kennis van nu eigenlijk helemaal geen Cuby + Blizzards-elpee zou kunnen noemen. Check 't maar, deze overgangsplaat is in feite gewoon... Nou ja, dat wordt bij het eerste nummer al duidelijk.
Geplaatst om 12:03 vm | Permanente link | Reacties (0)
Zwaar op de maag liggend tijdens het Holland International Blues Festival in Grolloo: de zogeheten Drentse patat. Daar gaan, naast een ondefinieerbare saus die je nog urenlang blijft opboeren, gebakken uien en - leest u mee, dominee Gremdaat? - spekjes overheen. Maar het kan erger: die Drentenaren schromen ook niet om erwtensoep over hun friet te pleuren...
Geplaatst om 12:03 vm | Permanente link | Reacties (2)
En dat was 'm dan, eergisteren en de dag daarvoor: de vierde editie van het Holland International Blues Festival in Grolloo. Beslist niet de beste aflevering uit de reeks, maar desalniettemin met een paar hoogtepunten uit de geschiedenis van het evenement. Op nummer 1, onbetwist, Eric Gales, een waanzinnig opwindende gitarist in de traditie van Jimi Hendrix en Stevie Ray Vaughan. Een beul op de snarenplank, die er niet voor terugdeinsde om midden in een solo te citeren uit het werk van Led Zeppelin, AC/DC en Ludwig van Beethoven. Later op de dag kwam hij nog even het optreden van Gary Clark jr. redden, door het ingedutte publiek eigenhandig wakker te schudden met power chords waarnaar het bij Clark vergeefs zoeken was. Ook geweldig: het afzwaaiende Lynyrd Skynyrd, wier Freebird natuurlijk een van de beste rocksongs aller tijden is. Tikje tegenvallend: ZZ Top, dat minder strak speelt dan je na vijftig jaar zou mogen verwachten. En de presentatie van Van Morrison was om te gieren. Met een chagrijnige kop gewoon je set afwerken, geen woord tegen het publiek zeggen (zelfs niet een al dan niet welgemeend 'Thank You') en al in de taxi naar vliegveld Eelde zitten als je begeleidingsband het optreden nog aan het afronden is: Van flikt 't gewoon. Organisator Johan Derksen schijnt inmiddels een pleurishekel aan hem te hebben.
Geplaatst om 12:25 vm | Permanente link | Reacties (9)
Geplaatst om 12:17 vm | Permanente link | Reacties (14)
Over het interviewen van rocksterren. Een hoofdstuk uit mijn nooit uitgebrachte autobiografie.
Midden op het Leidseplein bots ik op Chris Holmes. De torenhoge Amerikaan is gitarist in de shockrockformatie W.A.S.P., wat staat voor We Are Sexual Perverts. Hun grootste hit heeft de radio-onvriendelijke titel ‘Animal (Fuck Like A Beast)’. De zwaar getatoeëerde muzikant, armen als rollen Jordanees behang, is legendarisch geworden door zijn optreden in de documentaire ‘The Decline Of Western Civilization part II – The Metal Years’ van regisseuse Penelope Spheeris. In die rolprent laat hij zich interviewen terwijl hij stomdronken in zijn eigen zwembad ligt, terwijl lege wodkaflessen als badeendjes om hem heen dobberen. “I am a full-blown alcoholic,” zegt hij – en dat lijkt er eentje uit de categorie Open Deur.
We babbelen over van alles en nog wat, midden op dat Amsterdamse uitgaansplein. Holmes nodigt me zelfs uit om na afloop van het Melkweg-concert van W.A.S.P., dat net een album uit heeft met de welluidende titel ‘Kill Fuck Die’, backstage te komen. Helaas heb ik al een bioscoop-afspraak met de bardame van een nachtcafé bij mij om de hoek. “Zorg er dan wel voor dat je d’r neukt, anders is het zonde!” grijnst de rocker, alvorens hij zich zwalkend uit de voeten maakt.
Een dag later gaan mijn gedachten terug naar het gesprek met Holmes. Dat was, achteraf bezien, eigenlijk een heel goed interview. En dat komt dan weer vanwege het spontane karakter. Officiële rock & roll-interviews zijn immers zelden rock & roll. De tijden van Nick Kent, de beroemde NME-journalist die voor een artikel wekenlang met een band op pad mocht, behoren midden jaren ’90 allang tot het verleden.
Zo’n Kent maakte tenminste wat mee: hij had sex met Chrissie Hynde, werd met een fietsketting bewerkt door Sid Vicious en ontbeet bij Keith Richards thuis – en dan hebben we het over ‘a 6 inch line of heroin and cocaine’. Mijn gevaarlijke momenten steken daar toch maar schril bij af. Ik ben een keer in m’n gezicht gehoest door Johnny Thunders en kreeg eens een door Max Splodge volgepiste fles aangeboden. En tijdens een ongedwongen onderonsje met Dee Dee Ramone, aan de bar van Paradiso, vergat ik even dat hij zijn hele bovenrij miste en dat de naam van zijn band op een S eindigde.
“I AM the Ramonessssh!!!”
Met zijn spuug op mijn wangen overhandigde ik hem zijn traktatie; om zijn drang naar suiker te bevredigen dronk de tandenloze junk cola.
Ook de gitariste van de provocerende formatie Rockbitch was zo welwillend om wat van haar speeksel te doneren. Toen ik in het kader van een vraaggesprek hun kleedkamer in de Enschedese Diekmanhal betrad, kreeg ik zonder waarschuwing haar tong in mijn mond gepropt. Dat was een paar tellen goed voor het ego – tot ik zag dat de verslaggever van Tubantia op exact dezelfde manier werd begroet.
Hoe dan ook: in het post-Kent tijdperk is de popjournalistiek braaf en geïnstitutionaliseerd. Je meldt je als verslaggever in een hotel bij een jongen of meisje van de platenmaatschappij. Die gaat je voor naar de kamer waar De Artiest audiëntie houdt, om na twintig minuten zijn of haar hoofd om de hoek van de deur te steken om te vertellen dat het halfuur er bijna op zit.
Vaak is het ook niet meer dan een keurige eenakter die er wordt opgevoerd, een obligate uitwisseling van vriendelijkheden.
“Ik heb erg genoten van jullie laatste album.”
“Dank je, eh… Michael is het hè? Dank je, ik ben zeer vereerd.”
De echte routiniers weten een woordenstroom die buiten de door henzelf bepaalde oevers dreigt te raken altijd weer terug te duwen in het strakke keurslijf van het verkooppraatje. Dat is trouwens een zin die zo gekunsteld is dat ie uit een songtekst van Bløf zou kunnen komen.
“Lou Gramm van Foreigner, jullie album ‘Mr. Moonlight’ neigt bij vlagen wel érg naar Led Zeppelin, dus…”
“Waar heb jij zo goed Engels leren praten, Michael? My compliments, it’s amazing.”
Soms is ook te zien dat je interviewer nummer zoveel bent en dat de artiest er eigenlijk helemaal geen zin meer in heeft. Zo zit Francis Rossi van Status Quo nog wel rechtop in zijn stoel, maar ligt collega-harker Rick Parfitt overdwars, terwijl zijn benen over de leuning bungelen. En dat terwijl ik toch een prangende vraag te beantwoorden heb.
“Waarom hebben jullie eigenlijk twee songs opgenomen die allebei ‘Rolling Home’ heten?”
Parfitt: “Huh? Is dat zo?”
Ik: “Ja. Er staat er eentje op het album ‘Blue For You’ uit 1976 en er is een single uit 1986…”
Parfitt: “Op ‘Blue For You’?”
Rossi, behulpzaam: “Ja, die ene. Deng. De-deng. De-dengdeng, ta-dáá! Deng. De-deng. De-dengdeng, ta-dáá…”
Parfitt: “Oh, that one.”
Het antwoord op de vraag wordt niet gevonden. Waarschijnlijk verdwenen in het zwarte gat dat de heren middels wagonladingen coke in hun grijze massa hebben gesnoven.
In het ongunstigste geval hebben de dames – het zijn vooral dames - van de platenmaatschappij je vooraf ook nog eens meegedeeld wat je wel en niet mag doen, waarbij het onduidelijk is of de te interviewen entiteit daarvan überhaupt op de hoogte is. Zo slobber ik in het Amstel Hotel noodgedwongen een smerige bak lauwe koffie naar binnen, omdat ik in het bijzijn van mijn gesprekspartners geen biertje zou mogen nuttigen. Net als de rest van de formatie Aerosmith zijn gitarist Brad Whitford en drummer Joey Kramer net van de alcohol af. Een bierdrinkende verslaggever zou hen dan heel makkelijk weer terug kunnen werpen in die met vele procenten opgefunkte poel van ellende. Aldus de platenmaatschappij. De muzikanten weten echter van niets – en voelen zich zelfs opgelaten. “Wie ben ik godverdomme om jou te beletten bier te drinken?” vraagt Whitford zich retorisch af. Gelukkig, want de koffie in het vermaarde hotel is werkelijk niet om te hachelen.
Met Lemmy speelt dat probleem niet. De besnorde voorman van Motörhead, het hardst spelende triumviraat ter wereld, heeft zijn eigen sores, zie ik als ik zijn kamer in het hoofdstedelijke Krasnapolsky betreed: te weinig geestverruimende consumpties binnen handbereik. De man met het stemgeluid van honderd hoorspelacteurs die door een bak grind lopen en het gelaat met wratten die zo groot zijn dat je er je jas aan kunt ophangen, leegt net het laatste mini-flesje Jack Daniels dat hij op zijn kamer heeft kunnen vinden. Gelukkig heb ik even daarvoor in de Damstraat een volwassen fles van die lekkernij gekocht, bij wijze van ijsbreker. Terwijl ik de in vrolijk pakpapier gehulde fles voor zijn neus zet, kan ik het niet laten om te zeggen: “Uw slijter maakt er een fijn cadeau van!” Als dank boert Lemmy even later keihard in de microfoon van mijn opname-apparaat, een geluid dat ik altijd nog eens moet laten samplen.
Het is een teken van tevredenheid, na een dag die wat moeizaam is begonnen. Het witte poeder dat de speedfreak ‘s ochtends bij een ambulante handelaar op de hoofdstedelijke Pillenbrug had aangeschaft, bleek niet de felbegeerde amfetamine te zijn, maar spul dat tandartsen gebruiken om patiënten plaatselijk te verdoven. “En natuurlijk geen bonnetje gevraagd?” grap ik binnensmonds.
Ik kom hem daarna nog vaak tegen. Voor en na een werkelijk trommelvliesverwoestend optreden in een tent te Lichtenvoorde bij voorbeeld – en op een hotelkamer in Brussel, waar we samen op onze knieën voor de cd-speler zitten omdat ik wil weten of de verzamelaar van Nazi-memorabilia (“Gisteren nog een authentiek opnaai-embleem van jullie NSB gescoord”) nou wel of niet “Sieg heil!” roept, aan het begin van ‘Iron Fist’. We komen er niet uit.
Als ik een paar weken later de vermaarde Rainbow Bar & Grill in West-Hollywood binnenstap, is Lemmy de eerste die ik ontwaar, op zijn vaste plek achter de fruitautomaat. Altijd goed om een bekend gezicht te zien, als je zo ver van huis bent.
Ik ben die week in Los Angeles vanwege de jaarlijkse Oscar-uitreiking. Driekwart jaar bijna dagelijks lobbyen om een perskaart te krijgen en dan eindig ik met dat plastic ding om m’n nek uiteindelijk in een hotel NAAST het Kodak-theater, in een zaaltje waar de uitverkoren journalisten en masse naar de tv zitten te staren! In smoking, want dat is verplicht. Omdat Panorama bij zo’n grote reis de onkosten graag over zo veel mogelijk pagina’s verspreidt, ben ik er die week ook voor wat in vaktermen ‘meepikkertjes’ is gaan heten. Ik doe een hamburgertest voor het zomernummer, maak een fotoreportage in de Universal Studios en heb een interviewafspraak met Traci-Anna Koval. Traci is een in Alkmaar geboren kosmopoliet, die druk doende is het in het buitenland te gaan maken – maar daar houdt de vergelijking met Rudi Carrell wel mee op. Zo is ze om te beginnen blond.
Ik dineer met haar in restaurant Piazza Rodeo te Beverly Hills en dat is net zo duur als het klinkt – hoewel ik de enige ben die wijn drinkt. “Voor mij geen alcohol,” zegt Traci, die ooit als Hannah Vreeland ter wereld kwam. “Ik slik twee verschillende soorten pijnstillers. Daar word ik lekker high van.”
Het kost me, dat geef ik eerlijk toe, grote moeite haar tijdens het gesprek recht in de ogen te kijken, want hoewel ik na Lolo Ferrari natuurlijk nergens meer van zou moeten opkijken, is ook Traci er eentje van de buitencategorie. En dan heb ik het nog niet eens over haar levensverhaal. Van Alkmaar herinnert de dochter van een Nederlandse moeder en een Amerikaanse vader zich, waarschijnlijk als enige sterveling, alleen nog ‘de tram’. Ze is inmiddels al zó lang weg uit ons land, dat ze nog slechts een half woordje Nederlands spreekt – en zelfs dat weet ze nog op charmante wijze te verbasteren. Als Traci ‘alstublieft’ wil zeggen, maakt ze daar ‘astebeft’ van – wat ik om mij moverende redenen weiger te verbeteren.
Via Australië – over omwegen gesproken – kwam ze terecht in Washington DC, waar ze politicologie ging studeren. Op 19-jarige leeftijd mocht ze stage lopen bij Edward Kennedy, die haar op zekere dag ‘probeerde te pakken op de dames-wc’.
Samen met een portie goddelijke ravioli slurp ik de ene na de andere smakelijke anekdote naar binnen. Zo vertelt Traci, kauwend op een blaadje sla, hoe haar moeder voor de Amerikaanse inlichtingendienst werkte en hoe ze zelf namens die organisatie moest spioneren bij de KDP, de Kurdic Democratic Party. “De CIA had me opgedragen me te laten ontmaagden door hun leider Massoud Barzani, die in die tijd erg close was met Saddam Hoessein... Samen met zijn zoon Masrour heeft hij dat toen ook gedaan. Ik herinner me nog dat ik lag te bloeden, op een luxe kamer in het Londense Ritz-hotel, terwijl die kerels tegen elkaar stonden te lachen. Maar wat ze niet wisten, was dat ik al die tijd hun gesprekken over Irak en de Taliban had opgenomen…”
Traci’s dinner talk gaat naadloos (excusez-le mot) over in vertellingen over de verlamde Hustler-baas Larry Flynt, die het gebrek aan tussenbeense stootkracht volgens de ervaringsdeskundige compenseert met ‘een goddelijke tong’, over regisseur Michael Bay (“Die heeft zo’n grote dat ie me helemaal vernielde van binnen”) en over KISS-bassist Gene Simmons. “Die kwam ik tegen op de release-party van zijn Tongue-magazine. Ik wilde op de cover van dat blad, dus dat heb ik hem toen gevraagd. Ik wilde er ook een interview bij, want ik zocht een podium waarop ik mijn politieke ideeën kon ventileren. Gene vloog me toen naar New York, maar dat was alleen maar omdat ie me wilde neuken. En dat heeft ie toen ook gedaan, niet wetende dat ik eerst ergens een cameraatje had verstopt, hihi. Tja, je blijft toch een CIA-meisje… Wat denk jij, zijn er Nederlandse bladen die hier belangstelling voor zouden kunnen hebben?” En ze overhandigt me de Gene Simmons-sextape, die jaren later wereldwijd voor opschudding zal zorgen - maar waarvoor Panorama, godbeter, geen enkele belangstelling heeft.
Oh, de voormalige covergirl van Hustler, Busty en Easyrider zou ook weleens voorop ons prachtblad willen staan. Of ik weet wat ze daarvoor moet doen.
Ja, dat weet ik wel.
“Je bent groter dan Gene!” kirt Traci een paar uur later, na gedane zaken.
“Haha,” denk ik bij mezelf, “KISS Unmasked!”
Geplaatst om 12:00 vm | Permanente link | Reacties (0)